Hoe kunnen we de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting zodanig wijzigen dat de vrijstelling niet meer toegankelijk is voor doorstroomvennootschappen? Die vraag is onderzocht en een mogelijke oplossing is gevonden. Frank Elsweier en Arthur Hofman kunnen zich vinden in de gekozen oplossingsrichting nu deze de deelnemingsvrijstelling fiscaal technisch ongemoeid laat en de verantwoordelijkheid neerlegt waar die thuishoort: het bronland. 

Onderzoek naar wijziging deelnemingsvrijstelling

Het in 2018 door de toenmalig staatssecretaris van Financiën aangekondigde onderzoek naar een wijziging van de deelnemingsvrijstelling zodat 'we deze niet meer hoeven toe te passen als de aanwezigheid van een concern in Nederland zich beperkt tot één of meerdere nagenoeg 'substanceloze' (tussen)houdsters', is afgerond. De bevindingen zijn gepubliceerd als bijlage bij de kabinetsreactie op het rapport van de Adviescommissie Ter Haar.

Begrijpelijke vraag

Door de deelnemingsvrijstelling kunnen Nederlandse houdstervennootschappen met géén of weinig substance (doorstroomvennootschappen) winsten van hun buitenlandse deelnemingen onbelast ontvangen om deze vervolgens onbelast uit te keren aan hun buitenlandse moedervennootschap. De gestelde vraag of Nederland daarmee niet te gemakkelijk de rol van doorsluisland vervult, is vanuit wetgeversperspectief dan ook te begrijpen. Dat vinden Elsweier, werkzaam bij Bureau Vaktechniek van EY, en Hofman, Hoofd Bureau Vaktechniek van STP Tax Lawyers. Beiden zijn tevens verbonden aan de Tilburg University.

Een zeker spanningsveld

”In de deelnemingsvrijstelling zit een zeker spanningsveld,” leggen Elsweier en Hofman uit. “Vanouds lag de nadruk op de positieve effecten van de deelnemingsvrijstelling op het Nederlandse vestigingsklimaat. Dat het Nederlandse bedrijfsleven op buitenlandse markten vanuit een gelijkwaardige fiscale positie kan concurreren, is een belangrijke doelstelling van de deelnemingsvrijstelling. Maar de vrijstelling die dubbele belastingheffing op winsten voorkomt, roept de laatste decennia ook de vraag op of deze in bepaalde situaties niet te ruimhartig uitwerkt. Om paal en perk te stellen in situaties van kapitaalvlucht is per 1 januari 2007 de deelnemingsverrekening ingevoerd en per 1 januari 2019 de CFC-wetgeving. De wetgever zet in het onderzoek nu een volgende stap tegen het gebruik van Nederland als doorsluisland.”

Drie mogelijke oplossingen

Om de deelnemingsvrijstelling aan te passen specifiek voor ‘substanceloze’ houdstervennootschappen, oftewel doorstroomvennootschappen, zijn in het onderzoek drie verschillende oplossingsrichtingen verkend: een uitbreiding van de bestaande informatie-uitwisseling voor rente- en royaltydoorstromers naar dividenddoorstromers (optie 1), een nieuwe misbruiktoets in de deelnemingsvrijstelling (optie 2) en het introduceren van substance-eisen voor de bestaande oogmerktoets in de deelnemingsvrijstelling (optie 3).

Gekozen oplossingsrichting

Na afweging van alle voors en tegens is gekozen voor optie 1. Er volgt een nadere verkenning om per 2022 met regelgeving te komen die voorziet in een mogelijkheid tot het uitwisselen van informatie met het buitenland over dividenddoorstroomvennootschappen met onvoldoende substance in Nederland.

Op de juiste plek

Elsweier en Hofman kunnen zich vinden in de gekozen oplossingsrichting nu daarmee de verantwoordelijkheid komt te liggen waar die thuishoort. “Als de Nederlandse Belastingdienst informatie uitwisselt aan het bronland over het gebrek aan substance van de Nederlandse dividendontvangende vennootschap, kan het bronland zelf beoordelen welke consequenties het hieraan verbindt. Daarnaast is de gekozen oplossingsrichting ook in lijn met de bestaande soortgelijke maatregelen voor doorstroomvennootschappen die hoofdzakelijk renten of royalty’s ontvangen uit en doorbetalen aan het buitenland.”

Elsweier en Hofman wijzen op nog een voordeel van de gekozen optie voor informatie-uitwisseling over dividenddoorstromers. “Het MKB – bijvoorbeeld een dga met zijn persoonlijke houdster- en werkmaatschappij – wordt niet geraakt door deze oplossingsrichting. Zou de keuze zijn gevallen op een misbruiktoets in de deelnemingsvrijstelling (optie 2), dan had dit allerlei praktische vragen opgeroepen. Zouden dergelijke MKB-structuren bijvoorbeeld ook onder deze toets vallen? Daar is gelukkig nu geen sprake van.”

Geen ingrijpend gesleutel

Elsweier is verder blij dat de wetgever vooralsnog niet opnieuw ingrijpend sleutelt aan de deelnemingsvrijstelling. “Daarvoor is er de laatste jaren al teveel veranderd, zoals een beperking per 2016 van de deelnemingsvrijstelling in mismatch-situaties en de invoering van CFC-regels in 2019. En er staat voor 2021 nog een belangrijke wijziging op stapel: de inperking van de liquidatieverliesregeling waarvoor op Prinsjesdag een wetsvoorstel is ingediend. Nog meer tornen aan de deelnemingsvrijstelling lijkt me voor het Nederlandse vestigingsklimaat geen goede ontwikkeling. Een zo stabiel mogelijk vestigingsklimaat is van groot belang om Nederland zo aantrekkelijk mogelijk te houden voor het internationale bedrijfsleven.”

Nederlands vestigingsklimaat onder druk

“Die aantrekkelijkheid staat toch al onder druk door de vele getroffen en nog te treffen maatregelen,” zegt Hofman. “Denk ook aan het initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks voor een eindafrekening in de dividendbelasting en de aangekondigde uitbreiding van de bronheffing op dividend per 1 januari 2024. Met dergelijke wetgeving op komst zal een multinational die al in Nederland zit, zich wellicht een tweede keer achter de oren krabben voor een vertrek uit Nederland, maar een hier nog niet gevestigde multinational zal zich wel vijf keer achter de oren krabben voordat de vestigingsbeslissing in het voordeel van Nederland uitvalt. Ondertussen leveren die multinationals wel een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse werkgelegenheid, belastinginkomsten en economische groei.”

Welkome rust

Wat meer aandacht voor de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat is wat Hofman betreft van groot belang voor de kleine, open en exportgeoriënteerde Nederlandse economie. “Zoveel mogelijk rust in de deelnemingsvrijstelling is daarbij zéér welkom,” geeft hij aan. “De deelnemingsvrijstelling, ook wel omschreven als visitekaartje of paradepaardje van het Nederlandse vestigingsklimaat, is diep verankerd in het Nederlandse fiscale denken. Het is dus niet zomaar een faciliteit waaraan men straffeloos kan sleutelen. Daarvoor zijn de functies van de deelnemingsvrijstelling te belangrijk, waaronder het voorkomen van dubbele belastingheffing, het mogelijk maken van concernvorming en gelijkwaardige concurrentie op buitenlandse markten en de betekenis van deze faciliteit voor het Nederlandse vestigingsklimaat.”

Terughoudendheid

Naast het niet verder sleutelen aan de deelnemingsvrijstelling, vindt Elsweier het verstandig om terughoudend te zijn met extra unilaterale maatregelen, zolang maatregelen waaraan in internationaal verband wordt gewerkt, hun beslag nog niet hebben gekregen. “Laten we bijvoorbeeld eerst maar eens de voortgang afwachten van de voorgestelde maatregel voor een minimumbelastingdruk van internationale ondernemingen uit het BEPS 2.0-voorstel van de OESO. Terughoudendheid met unilaterale maatregelen is ook in lijn met het advies van de Commissie Ter Haar.”

Een afwachtende houding

Hofman is tot slot blij dat de wetgever niet nu al conclusies trekt uit de Deense doorstroomarresten. “In deze misbruikzaken werd kort gezegd een lege tussenhoudster in een EU-land geplaatst om een beroep op de Deense inhoudingsvrijstelling mogelijk te maken. Het ging in deze zaken over toepassing van een inhoudingsvrijstelling en niet over het verlenen van een deelnemingsvrijstelling. In de literatuur is daarom veel discussie over een één-op-één vertaling van de Deense arresten naar de deelnemingsvrijstelling. Voor nadere duiding moet nadere rechtspraak worden afgewacht. Dat is één van de bevindingen uit het onderzoek naar een te ruimhartig bereik van de deelnemingsvrijstelling in doorstroomsituaties. Met die bevinding ben ik het samen met Elsweier roerend eens.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

122

Gerelateerde artikelen