Partners hebben samen een woning, maar alleen de vrouw woont in deze woning. Omdat man en vrouw geen gezamenlijke huishouding voeren, kwalificeert de woning voor de man niet als eigen woning, aldus Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
De zaak verloopt als volgt. De belanghebbende (man) in deze zaak is diplomaat. Zijn echtgenote en hij kopen op 8 januari 2010 een woning. Ter financiering van de aankoop sluiten zij een hypothecaire geldlening. Op dat moment woont het gezin nog in het buitenland. Op 28 juni 2010 verhuizen de vrouw en kinderen naar de woning. De man blijft in het buitenland wonen.
In 2014 vindt er een echtscheiding plaats. Volgens de inspecteur is de woning voor de man geen eigen woning. De man kan voor zijn aandeel dan ook geen negatief inkomen uit de eigen woning in aanmerking nemen. Daar is de man het niet mee eens.
Maar Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. De woning is voor de vrouw en de kinderen het hoofdverblijf. Voor de man echter niet. Hij voert namelijk geen gezamenlijke huishouding met zijn vrouw en hun kinderen.
Belang voor de praktijk
Op deze uitspraak valt naar fiscaal-juridisch niets af te dingen. Toch zal het menigeen verbazen dat de man geen renteaftrek kan claimen. Ze zijn (in ieder geval tot de echtscheiding) toch fiscaal partner? Helaas, maar fiscaal partnerschap is hier geen doorslaggevend criterium. Hoe zit het dan wel?
- Stap 1: Inkomstenbelastingheffing is in principe een persoonlijke aangelegenheid. Per belastingplichtige wordt beoordeeld wat zijn of haar inkomen is. We moeten dus voor zowel man als vrouw afzonderlijk beoordelen of de woning kwalificeert als eigen woning. De definitie van eigen woning is opgenomen in artikel 3.111 Wet IB 2001.
Onderdeel van de definitie is dat de woning de belastingplichtige of personen die tot zijn huishouden behoren als hoofdverblijf ter beschikking staat. Voor de vrouw is daar sprake van. Het is voor haar het hoofdverblijf. Voor de man is daar geen sprake van. Het is niet zijn hoofdverblijf. Weliswaar staat (zijn aandeel in) de woning ter beschikking aan zijn partner en hun kinderen, maar die personen behoren niet tot zijn huishouden. - Stap 2: Voor de vrouw geldt dat zij de helft van het eigenwoningforfait en de helft van de rente in aanmerking kan nemen in box 1 (uitgaande van een 50:50 eigendoms- en schuldverhouding). Voor haar geldt immers de eigenwoningregeling. Voor de man geldt dat hij de waarde van de helft van de woning in box 3 moet aangeven, alsmede de helft van de schuld.
- Stap 3: Man en vrouw voeren weliswaar geen gezamenlijke huishouding, maar ze zijn desondanks wél elkaars fiscale partner (artikel 5a AWR en artikel 1.2 Wet IB 2001). Voor gehuwden en geregistreerde partners geldt dat zij pas ophouden fiscale partners te zijn op het moment dat een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank is ingediend én zij niet meer op hetzelfde woonadres zijn ingeschreven.
Zolang niet aan beide voorwaarden is voldaan, duurt het fiscaal partnerschap voort. Fiscale partners kunnen bepaalde inkomensbestanddelen – de zogeheten gemeenschappelijke inkomensbestanddelen – in hun aangifte inkomstenbelasting verdelen. Het gaat hierbij onder meer om het inkomen uit de eigen woning en om het box 3-inkomen. In deze casus kan de man dus het negatief inkomen uit eigen woning van zijn vrouw (deels) in zijn aangifte inkomstenbelasting opnemen. Andersom kan de vrouw het box 3-inkomen van de man (deels) in haar aangifte opnemen.
Bron: Fiscaal Juridisch Advies Bureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting