Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat belanghebbende geen eigen woning heeft, omdat hij en zijn (ex-)echtgenote en hun kinderen geen gezamenlijke huishouding voeren.
X en zijn echtgenote kopen op 8 januari 2010 een woning. Zij sluiten hiervoor een hypothecaire geldlening. Bij aankoop wonen zij in het buitenland. Op 28 juni 2010 verhuizen de echtgenote en hun kinderen naar de woning. X blijft in het buitenland wonen. In 2014 scheiden X en zijn echtgenote. De inspecteur weigert de aftrek van X' aandeel in de kosten van de woning. Hij legt hiervoor over 2012 en 2013 navorderingsaanslagen op. De negatieve inkomsten uit eigen woning corrigeert hij daarbij met 50%. De aftrek over 2014 weigert de inspecteur volledig. In geschil zijn de navorderingsaanslagen en de correctie van de aangifte IB/PVV 2014.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de woning voor belanghebbende geen eigen woning is. De woning is voor X geen hoofdverblijf. Voor zijn (ex-)echtgenote en hun kinderen is de woning wel het hoofdverblijf. Maar omdat X geen gezamenlijke huishouding voert met zijn (ex-)echtgenote en hun kinderen, kwalificeert de woning voor X niet als eigen woning. De inspecteur heeft terecht nagevorderd. De correctie van de aangifte IB/PVV 2014 is eveneens terecht.
Lees ook het thema Eigenwoningregeling
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 29 mei