Het besluit internationale aspecten van pensioen is naar aanleiding van de uitspraken van het Europees Hof van Justitie van 16 november 2023 aangepast.
Op 16 november 2023 heeft het Europees Hof van Justitie twee uitspraken gedaan over de eisen die Nederland stelt aan internationale waardeoverdracht. Het gaat om de volgende eisen:
- Internationale waardeoverdracht is slechts mogelijk als de afkoopmogelijkheden van pensioen in het buitenland niet ruimer zijn;
- De pensioenuitvoerder moet aansprakelijkheid aanvaarden voor de Nederlandse belastingheffing.
Alternatief is het ook toegestaan dat de pensioengerechtigde zekerheid stelt. Het Europese Hof heeft geoordeeld dat beide eisen een verboden beperking van het vrije verkeer van werknemers oplevert (HvJ EU 16 november 2023, C-360/22, ECLI:EU:C:2023:875 en C-459/22, ECLI:EU:C:2023:878). Nederland moet deze eisen daarmee laten vervallen.
Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft bij brief van 22 december 2023, kenmerk 2023-0000274339, laten weten dat de Belastingdienst deze eisen met ingang van 16 november 2023 niet meer stelt. De wet- en regelgeving moeten hier dan nog wel op worden aangepast. De eerste stap is nu gezet met het besluit van 21 maart 2024. Daarin zijn de eisen opgenomen die aan internationale waardeoverdracht zijn gesteld. De door het hof gesanctioneerde eisen komen daarin niet meer terug. Wel de overige aan internationale waardeoverdracht gestelde eisen, zoals de eis van een substantiële dienstbetrekking.
Belang voor de praktijk
Internationale waardeoverdracht wordt als gevolg van deze Europese rechtspraak eenvoudiger. Omdat er minder barrières zijn, verwachten wij dat internationale waardeoverdracht daarmee ook vaker gaat voorkomen in de praktijk.
Internationale waardeoverdracht zal niet zozeer vanuit fiscale motieven plaatsvinden – met het oog op ruimere afkoopmogelijkheden – maar eerder om versnippering van pensioenaanspraken te voorkomen. De mogelijkheden van pensioenafkoop zijn in veel andere landen ruimer dan in Nederland. Dat wil echter niet zeggen dat Nederland na waardeoverdracht zonder meer de heffingsbevoegdheid bij buitenlandse pensioenafkoop verliest.
In bijvoorbeeld het Belastingverdrag dat Nederland met België heeft gesloten, is voor een Nederlands heffingsrecht onder meer van belang dat dit inkomstenbestanddeel uit Nederland afkomstig is. Is daar na waardeoverdracht naar een buitenlandse pensioenuitvoerder nog wel sprake van? Art. 18 lid 4 van het Belastingverdrag Nederland-België biedt duidelijkheid. Pensioen- en lijfrente-inkomsten – al dan niet periodiek uitgekeerd – waarvan de opbouw in Nederland fiscaal gefaciliteerd is geweest, wordt geacht afkomstig te zijn uit Nederland, ook nadat internationale waardeoverdracht heeft plaatsgevonden. Nederland kan dit inkomen vervolgens in de heffing betrekken op grond van art. 7.2 lid 2 onderdeel b Wet IB 2001.
Het belastingverdrag met België staat niet op zichzelf. Ook in bijvoorbeeld het Belastingverdrag Nederland-Duitsland is dit op dezelfde wijze geregeld (art. 17 lid 6 Belastingverdrag NL-D).
Lees ook het artikel Gevolgen Europese uitspraak over overdracht pensioenkapitaal.
Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Pensioenen, Internationaal belastingrecht