De Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de man zijn gesloten lijfrenteverzekeringen moet verdelen conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
Volgens de rechtbank betekent dit dat de plicht tot verrekening van vermogen op de grondslag van gemeenschap van goederen, niet impliceert dát sprake is van een gemeenschap van goederen. Partijen hebben slechts recht op de helft van de waarde van de goederen die aan de ander in eigendom toebehoren. Partijen zijn van deze goederen niet mede-eigenaar geworden, behalve dan voor de goederen die zij samen hebben aangeschaft.
Er zijn elf lijfrenteverzekeringen. De Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de lijfrenteverzekeringen moeten worden verevend conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Dit volgt volgens de rechtbank uit artikel 14 van de huwelijksvoorwaarden. Daarin staat:
Ouderdomspensioen(en)
Artikel 14.
Indien het huwelijk van de echtgenoten door echtscheiding wordt ontbonden, dan wel indien tussen de echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, zullen de door de echtgenoten opgebouwde pensioenaanspraken worden verevend conform het in de artikelen 2 en 3 bepaalde van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
Belang voor de praktijk
De uitspraak van de rechtbank heeft onze wenkbrauwen doen fronsen. Volgens artikel 1 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is deze wet immers niet van toepassing op lijfrenten in de derde pijler. Het was wel juist geweest als de waarde van de lijfrenten op grond van de huwelijkse voorwaarden moeten worden verrekend. Voor de uiteindelijke uitkomst maakt dat in deze procedure overigens geen verschil.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
16