Na een uitspraak van een rechter, stopt de overheid met het gebruiken van het antifraudesysteem SyRI. Volgens de rechter kan het computersysteem, waarmee de overheid allerlei gegevens van burgers aan elkaar koppelt, niet door de beugel.
SyRI kan dus niet meer worden ingezet als middel tegen handhaving, concludeert het verantwoordelijke ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Gemeenten gebruikten het Systeem Risico Indicatie (SyRI) om aanwijzingen voor fraude te zoeken, maar het blijkt een te grote inbreuk op de privacy.
Er is haast geen persoonsgegeven te bedenken dat niet voor verwerking in aanmerking komt, aldus de rechtbank in Den Haag. Bovendien is de manier waarop het systeem werkt niet te controleren. De rechtbank vindt dat het systeem niet past bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De rechters veegden niet het hele systeem van tafel. Controle van fraude is op zich een legitiem doel, maar twee bepalingen over de inzet van SyRI worden "onverbindend verklaard". Dat betekent dat ze terug moeten naar de tekentafel. Hoe dat wordt opgelost, is aan de Tweede Kamer, aldus de persrechter.
SyRI werd ingezet in Rotterdam, Eindhoven, Haarlem en Capelle aan den IJssel. In SyRI zijn allerlei gegevens van bijvoorbeeld de Belastingdienst, het UWV, de Sociale Verzekeringsbank en gemeenten aan elkaar gekoppeld. Zogenoemde algoritmes zoeken naar opvallende zaken.
De zaak was aangespannen door zes organisaties, waaronder de FNV en Privacy First, en de schrijvers Tommy Wieringa en Maxim Februari.
Partijen in de Tweede Kamer reageren instemmend op de uitspraak. Een overwinning voor privacy en gelijke behandeling, twittert Kathalijne Buitenweg van GroenLinks. Maar ook "een tik aan de Tweede Kamer, waar de SyRI-wetgeving beter had moeten worden besproken."
Kees Verhoeven van regeringspartij D66 wijst erop dat steeds meer algoritmes worden gebruikt die data van onschuldige mensen analyseren op verkeerd gedrag zonder dat zij ergens van verdacht zijn. "Dit is een belangrijke uitspraak van de rechter. SyRI is in strijd met artikel 8, het recht op een privéleven", twittert hij.
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid