Naast de Toeslagenproblematiek heeft staatssecretaris Wiebes van zijn voorganger Weekers ook de knelpunten rond het pensioen in eigen beheer van de DGA op z'n bordje gekregen. Het wachten is nu op zijn visie én antwoorden op vragen van Tweede Kamerleden, die ruim putten uit de SRA-visie op het pensioen in eigen beheer.

Samenvatting visie SRA

De recente economische crisis veroorzaakte en legde onderdekking bij pensioenen bloot. Beleggingsrendementen vallen tegen. De sterk gedaalde rente waartegen pensioenverplichtingen moeten worden gewaardeerd, heeft bovendien tot gevolg dat fors hogere pensioenreserveringen nodig zijn terwijl de financiële middelen daarvoor ontbreken. Afstempeling van pensioenen bij de DGA, zeker in de opbouwfase waarin de DGA nog werkt, leidt volgens SRA tot onoverkomelijke problemen. Budgettair georiënteerde wettelijke beperkingen, gecreëerd door de fiscale wetgever, veroorzaken daarnaast een opeenstapeling van fiscale en cashflowproblemen voor de DGA en zijn onderneming.

Wettelijke waarderingsbeperkingen

Wettelijke beperkingen van fiscale aard die de overheid in het verleden uit puur budgettaire overwegingen heeft doorgevoerd, versterken het probleem voor de DGA omdat hierdoor te weinig pensioenreserveringen worden gedaan. Wettelijke waarderingsbeperkingen zijn daarbij het grootste probleem: bij de pensioenopbouw mag bijvoorbeeld onvoldoende rekening worden gehouden met de toenemende levensverwachting, moet een (huidige en te hoge) rekenrente van minimaal 4% worden gehanteerd en mag geen rekening worden gehouden met de gevolgen van toekomstige inflatie.
 
Deze beperkingen, alhoewel fiscaal van aard, stralen zeker in het MKB uit naar de vennootschapsrechtelijke jaarrekening omdat in veel gevallen de fiscale waarderingsregels ook jaarrekeningtechnisch worden gevolgd. Deze mogelijkheid volgt uit art. 2:396 lid 6 BW en RJ-uiting 271.318. Vooral door de fiscale beperkingen bij de waardering van pensioenverplichtingen ontbreekt het vereiste inzicht in het eigen vermogen en de verplichtingen van de DGA dat de vennootschappelijke jaarrekening zou moeten geven.

Nare en onvoorziene gevolgen

Het te weinig gereserveerde pensioenvermogen op de fiscale- en (in veel gevallen ook) vennootschappelijke balans, heeft allerlei nare en onvoorziene gevolgen. Voor de verevening van pensioenrechten bij echtscheidingen bijvoorbeeld wordt uitgegaan van de werkelijke waarde en bestaat in principe de verplichting het aan de ex-partner toekomende pensioendeel af te storten bij een (andere) verzekeraar. Dat is tot schrik van betrokkenen vaak een hoger bedrag dan waar men gezien de opgebouwde pensioenvoorziening in de jaarrekeningen op rekent. Echtscheidingen kunnen alleen al daardoor de liquiditeitspositie van ondernemingen in gevaar brengen.

Onverwachte kasuitstroom

In de uitkeringsfase geldt dat het feitelijk opgebouwde vermogen vaak niet voldoende is om de jaarlijkse uitkeringen levenslang gestand te doen. Ook bij de overdracht van pensioenverplichtingen ontstaan diverse problemen. Zo dient de koopsom gebaseerd te zijn op de waarde van de verplichting in het economische verkeer, en die ligt beduidend hoger dan de (fiscale) pensioenvoorziening. Dat is zeker het geval nu de marktrente lager ligt dan de rekenrente van 4% die minimaal in acht moet worden genomen. De betaling van de koopsom leidt tot een grote onverwachte kasuitstroom. Bovendien is het verschil tussen de koopsom en de pensioenvoorziening in de DGA praktijk niet direct aftrekbaar, terwijl dat verschil bij de nieuwe pensioenverzekeraar wel weer (grotendeels) direct wordt belast.

Vrees voor continuïteit onderneming

Vraag is nu of het recent aangedragen nieuwe systeem van staatssecretaris Weekers deze fiscale- en cashflowproblemen en de pensioen in eigen beheer-problematiek sec van de DGA fundamenteel gaan oplossen. Weekers kiest voor een fiscale pensioenreserve waarbij de DGA juist geen pensioen opbouwt, de partner van de DGA tijdens de actieve diensttijd in tegenstelling tot de huidige situatie geen rechten bij echtscheiding heeft, en waarbij de DGA uiteindelijk fiscaal moet afrekenen (tenzij een hoge premie wordt afgestort bij een verzekeraar) terwijl op dat moment vaak onvoldoende direct beschikbare middelen voorhanden zijn. Door te kiezen voor een fiscale pensioenreserve vreest SRA voor de continuïteit van de onderneming en de opbouw van voldoende oudedagsvermogen. Het risico bestaat dat de DGA te weinig heeft gespaard. Daarnaast wordt de DGA en zijn partner rechten ontzegd die een gewone werknemer en vooral diens partner wel heeft.

SRA pleit voor continuering pensioen in eigen beheer

Om de pensioenproblematiek van de DGA het hoofd te bieden, pleit SRA voor continuering van pensioen in eigen beheer, aangevuld met een afstempelingsmogelijkheid van de pensioenrechten tot de opgebouwde maar te lage fiscale waarde; een waarde die voortvloeit uit de regels die de (fiscale) wetgever zelf heeft gecreëerd. Daarnaast pleit het SRA voor invoering van een lagere gefaciliteerde opbouw in eigen beheer, gebaseerd op de verplichte toepassing van een beschikbare premieregeling (BPR). Deze beperking tot een BPR sluit aan bij de pensioenpraktijk waarin werknemers tegenwoordig ook pensioenregeling op basis van een BPR aangeboden krijgen. Er is geen reden de DGA een betere regeling in eigen beheer aan te bieden, maar zeker ook geen reden de DGA tot een slechtere regeling te verplichten. Afschaffing van pensioen in eigen beheer is vanwege het belang voor de financiering van MKB-ondernemingen bovendien uitermate onverstandig. Zeker in tijden waarin financieringsbronnen voor het MKB nauwelijks te vinden zijn, speelt de mogelijkheid pensioen in eigen beheer te vormen een belangrijke rol.
 

Bron: SRA

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen

2

Gerelateerde artikelen