Per 1 januari 2022 gaat de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting op de schop. Dat heeft het kabinet althans voor ogen. Dennis Post van EY vindt de verliesverrekeningsbeperking zoals voorgesteld begrijpelijk, maar de maatregel komt qua timing op een ongelukkig moment. Gezien de coronacrisis is een heroverweging meer dan gewenst.
Verliesverrekeningsbeperking op hoofdlijnen
Na een aankondiging op Prinsjesdag is de voorgestelde beperking van de verliesverrekening nu met een nota van wijziging opgenomen in het Belastingplan 2021. Het kabinet wil de voorwaartse verliesverrekening in de VPB, die nu in tijd is beperkt tot zes jaar, per 1 januari 2022 verruimen naar onbeperkt in tijd. Tegenover die verruiming staat ook een beperking: verliezen (zowel voorwaarts als achterwaarts) zijn nog slechts tot een bedrag van € 1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar en bij een hogere winst slechts tot 50%. Het restant schuift met eenzelfde temporisering door naar een volgend jaar.
De maatregel gaat gelden voor alle verrekenbare verliezen die ontstaan vanaf 1 januari 2022 en voor verliezen die eind 2021 nog voorwaarts verrekenbaar zijn. Een overgangstermijn vindt het kabinet niet nodig nu bestaande verrekenbare verliezen niet verloren gaan. Bovendien zijn de wijzigingen zowel begunstigend, door de onbeperkte voorwaartse verrekening, als beperkend, doordat nog maar 50% van het verlies boven € 1 miljoen in een boekjaar kan worden meegerekend.
Begrijpelijk
Post, tax partner bij EY en gepromoveerd op het onderwerp verliesverrekening, noemt de maatregel begrijpelijk. “De afgelopen jaren is om budgettaire redenen vaker gesleuteld aan de termijnen van verliesverrekening. In 2007 ging de achterwaartse verliesverrekening, de carry back, van drie jaar naar één jaar en de voorwaartse verliesverrekening, carry forward, van onbeperkt in tijd naar negen jaar. Sinds 2019 is de voorwaartse verliesverrekening in de VPB versoberd van negen naar zes jaar. Dat het kabinet nu opnieuw de verliesverrekeningsregels wijzigt om andere maatregelen te financieren is vanuit een historisch perspectief geen verrassing.”
“De maatregel leidt tot stabielere belastingontvangsten,” vervolgt Post. “Dat dit de wetgever aanspreekt, is eveneens begrijpelijk. En dat straks verliezen onbeperkt voorwaarts verrekenbaar zijn, heeft zonder meer een positief effect. Vanuit de totaalwinstgedachte zien we dit graag!”
Meer in de pas
De verliesverrekeningsbeperking zoals nu voorgesteld is een aanbeveling van de Commissie Ter Haar die het kabinet overneemt. Verscheidene landen hanteren een dergelijk systeem waarbij de verliezen onbeperkt in tijd voorwaarts verrekenbaar zijn, maar waarbij de jaarlijkse verliesverrekening wel in omvang is beperkt, al dan niet met een mkb-drempel van bijvoorbeeld € 1 miljoen. “Vanuit de optiek om meer in de pas te lopen met wat andere landen doen, is de voorgestelde verliesverrekeningsbeperking logisch,” zegt Post. “De maatregel is een kopie van het Duitse verliesverrekeningssysteem.”
Ongelukkig moment
Waar Post meer moeite mee heeft is de timing van de maatregel. “De verliesverrekeningsbeperking moet ingaan per 1 januari 2022 en geldt dan ook voor oude nog openstaande verliezen. Door de coronacrisis hebben bedrijven nu zoveel mogelijk liquiditeit nodig om te overleven. De 50%-temporisering van verliezen boven € 1 miljoen die niet alleen voorwaarts maar ook achterwaarts de verliesverrekening beperkt, zet een extra rem op de liquiditeitsstroom van bedrijven en dat moeten we in deze crisistijd niet willen. Niet voor niets heeft Duitsland vanwege de coronacrisis de mkb-drempel van € 1 miljoen tijdelijk verhoogd naar € 5 miljoen, met name voor achterwaartse verliesverrekening.”
Heroverweging gewenst
“En dat de maatregel ook nog ziet op oude nog verrekenbare verliezen, kan in deze huidige crisis tot excessen leiden,” waarschuwt Post. “Een heroverweging van de inwerkingtreding van de maatregel is zéér gewenst. Stel het moment van invoering van de verliesverrekeningsbeperking voorlopig uit. Wil het kabinet toch vasthouden aan 1 januari 2022, laat dan oude verliezen in ieder geval buiten de verliestemporisering of kies, gelijk Duitsland, voor een verhoging van de mkb-drempel voor achterwaartse verliesverrekening zolang de coronacrisis voortduurt.”
Het kabinet wil niet langer dan noodzakelijk wachten met het overnemen van de aanbeveling tot verliesverrekeningsbeperking van de Commissie Ter Haar. “Klopt,” zegt Post, “maar de bevindingen van deze adviescommissie zijn van vóór corona. Dat is des te meer reden om de invoeringsdatum van 1 januari 2022 te heroverwegen.”
Een punt van aandacht
Naast de ongelukkige timing van het voorstel, kent de verliesverrekeningsbeperking ook nog enkele haken en ogen die aandacht verdienen. Zo verandert er niets aan de verliesverrekeningsregels voor IB-ondernemers (box 1) en aanmerkelijkbelanghouders (box 2). Volgens het kabinet is dit niet nodig omdat in de inkomstenbelasting de groep met verliezen boven € 1 miljoen beperkt is. “Dat mag dan zo zijn,” zegt Post, “maar de verliesverrekeningstermijnen in de VPB en de IB gaan wel enorm uit elkaar lopen. Vanuit het oogpunt van globaal evenwicht en rechtsvormneutraliteit vind ik dit wél een punt van aandacht.”
Samenloop niet goed doordacht
Haken en ogen zitten ook in de samenloop van de verliesverrekeningsbeperking met andere VPB-bepalingen. In de nota van wijziging is voor die samenloop iets geregeld, maar alleen voor enkele bepalingen, zoals voor latente liquidatieverliezen bij voeging in de fiscale eenheid en voor de inhaalregeling van buitenlandse ondernemingsverliezen van vóór 2012. Wat Post mist is aandacht voor de samenloop met andere bepalingen. Hij noemt als voorbeelden de kwijtscheldingswinstvrijstelling en het op Prinsjesdag ingediende wetsvoorstel tot beperking van de liquidatie- en stakingsverliesregeling.
Kwijtscheldingswinstvrijstelling
Doel van de kwijtscheldingswinstvrijstelling is dat zakelijke kwijtscheldingen niet tot belastingheffing leiden. Dat legt Post uit. “Voordat je toekomt aan die vrijstelling, moeten eerst de bestaande verliezen worden benut. Door de 50%-temporisering van verliezen boven € 1 miljoen kan een zakelijke kwijtschelding alsnog resulteren in belastingheffing en dat is niet logisch in het licht van de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Meer duidelijkheid over deze samenloop is nodig.”
Temporisering en temporeel naast elkaar
Waar volgens Post nog niet over is nagedacht is de samenloop met de temporele voorwaarde in de voorgestelde beperking van de liquidatieverliesregeling. Die temporele voorwaarde houdt kort gezegd in dat een liquidatieverlies in aanmerking mag worden genomen als de liquidatie plaatsvindt binnen een termijn van drie kalenderjaren na het kalenderjaar waarin de onderneming geheel of nagenoeg geheel is gestaakt, dan wel daartoe is besloten.
Verliesverrekeningstemporisering en de temporele voorwaarde gaan dus naast elkaar bestaan, verduidelijkt Post. Die samenloop is niet geheel logisch, voegt hij eraan toe. “Laten we niet uit het oog verliezen dat de aanpassing van de liquidatieverliesregeling voortkomt uit een initiatiefwetsvoorstel uit 2019 waarbij nog geen sprake was van een eventuele beperking van de verliesverrekening. Nu hierdoor verlies weer onbeperkt voorwaarts verrekenbaar wordt, kun je je dus afvragen of de temporele voorwaarde bij de liquidatieverliesregeling niet veel te streng is vormgegeven. Die voorwaarde moet wat mij betreft komen te vervallen. Je kan je zelfs afvragen of de aanscherping van de liquidatieregeling überhaupt nog noodzakelijk is nu verliezen onbeperkt voorwaarts verrekenbaar worden.”
Samenloop bij emigratie en de handel in verlieslichamen
Een ander punt dat niet goed is geregeld, ziet op de situatie dat een vennootschap in Nederland ophoud te bestaan, bijvoorbeeld door liquidatie of emigratie. Post: “Nu in een dergelijke situatie een vennootschap stopt met het in Nederland genieten van inkomen, moet deze vennootschap op zo’n moment dan niet de mogelijkheid hebben om alle verliezen zonder temporisering te verrekenen? Naar de toekomst toe is er namelijk geen verrekenpotentieel meer. Dit vraagt om verduidelijking.”
En wat voor emigratie en liquidatie geldt, geldt in feite ook voor de 20a-sanctiebepaling voor de handel in verlieslichamen. Door deze bepaling komen nog te verrekenen verliezen van een verliesvennootschap te vervallen als het uiteindelijk belang in deze vennootschap wijzigt met tenminste 30%. Enige verzachting biedt de herwaarderingsmogelijkheid (art. 20a lid 12 Wet VPB) van goodwill en stille reserves in activa. Met de hierdoor ontstane herwaarderingswinst kunnen de verliezen uit de periode vóór de belangenwijziging nog worden verrekend. Post voorziet echter problemen door de temporiseringsmaatregel. “Een herwaarderingswinst van boven de € 1miljoen zorgt ervoor dat het verlies boven die doelmatigheidsdrempel maar voor 50% verrekenbaar is en door de 20a-sanctie komt het verlies daarna te vervallen. Is het in zo’n herwaarderingssituatie dan niet eerlijker om een verlies volledig in aanmerking te nemen?”
Geen schoonheidsprijs
En dan is er tot slot nog de samenloop met de houdsterverliesregeling. De verliesverrekeningstemporisering gaat ook voor oude verliezen gelden en dus ook voor nog bestaande houdsterverliezen. “Die waren al moeilijk verrekenbaar,” geeft Post aan, “en door de temporisering straks nog moeilijker te verrekenen. De houdsterverliesregeling is al geen fraai stukje wetgeving, maar met de temporiseringsmaatregel voegt de wetgever hier nog meer complexiteit aan toe. Dat verdient niet de schoonheidsprijs.”
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws, Interviews
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Dossiers: Prinsjesdag 2020
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel