Een woning wordt verkocht na de echtscheiding. De overwaarde komt de vrouw toe. Zij had namelijk een vordering op de gemeenschap die ontstaan is door storting van privévermogen op de gezamenlijke rekening. Dat besluit de Hoge Raad.
De zaak (ECLI:NL:HR:2019:504) verloopt als volgt. Man en vrouw trouwen in 1995 in gemeenschap van goederen. In 2002, 2004 en 2006 ontvangt de vrouw telkens een schenking van € 10.000 onder een uitsluitingsclausule. Daardoor vallen de schenkingen niet in de gemeenschap, maar behoren zij tot het privévermogen van de vrouw. De vrouw maakt de geschonken bedragen vervolgens over naar de gemeenschappelijke bankrekening.
Het huwelijk eindigt in 2014 door echtscheiding. Na verkoop van de voormalige echtelijke woning is een deel van de overwaarde (€ 30.000) op de derdengeldenrekening van de advocaat van de vrouw in depot gehouden. Dit omdat zij van mening verschillen over de vraag wie van hen beiden recht heeft op dit bedrag. Volgens de vrouw heeft zij daar recht op omdat zij de schenkingen heeft gestort op de gezamenlijke rekening en daarmee gemeenschappelijke schulden zijn voldaan. De man is van mening dat ieder de helft van dat bedrag krijgt.
Volgens het hof heeft de vrouw geen vergoedingsrecht omdat de schenkingen zijn besteed aan de kosten van de huishouding. De Hoge Raad ziet dat anders. Door de storting van privégelden op de gezamenlijke rekening verkrijgt de vrouw een vergoedingsrecht. Dat de gelden vervolgens zijn gebruikt voor diverse bestedingen, doet daar niet aan af. Het gaat er volgens de Hoge Raad om waarvoor de gelden zijn gebruikt. Is dat om gemeenschapsschulden te voldoen of voor privéschulden? Alleen als daarmee privéschulden van de vrouw zijn voldaan, leidt dat tot een lager vergoedingsrecht voor de vrouw.
De Hoge Raad gaat uit van het vermoeden dat de tijdens het huwelijk voldane schulden gemeenschapsschulden zijn. Het ligt op de weg van de man te bewijzen dat dit anders is. De man stelt dat het geld is besteed aan kosten van de huishouding, vakanties en consumptieve uitgaven. Dat is niet voldoende. Het gelijk is aan de vrouw.
Belang voor de praktijk
Het is een opmerkelijke uitspraak van de Hoge Raad waar al een tijd naar is uitgekeken. De Hoge Raad formuleert de hoofdregel dat de tijdens het huwelijk voldane schulden in beginsel gemeenschapsschulden zijn. Het vorderingsrecht op de gemeenschap blijft dan in stand, ook als het geld al is uitgegeven. Dit is alleen anders als:
- de andere echtgenoot kan bewijzen dat het geld is uitgegeven voor privéschulden van de ex-echtgenoot;
- er expliciet andere afspraken zijn gemaakt over het vergoedingsrecht; of
- de ex-echtgenoot minder heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding dan waartoe deze gehouden was.
In de praktijk zal het vereiste bewijs moeilijk te leveren zijn. Een goede administratie van de uitgaven ontbreekt meestal. Dan blijkt het lastig te traceren waaraan het geld precies is uitgegeven.
Deze zaak heeft ook de aandacht getrokken van landelijke media. Onder andere de Telegraaf schreef erover.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Huwelijksvermogensrecht