Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de adviseur van X, die namens haar de aangiften heeft gedaan, te kwader trouw is geweest door de trust van haar vader te verzwijgen.

X is één van de vier dochters van haar vader, die in 2008 is overleden. De vader had in 1999 een buitenlandse irrevocable discretionary trust ingesteld. De vier dochters waren zijn erfgenamen. De trust was tot 2010 via een LTD, een SARL en een stichting aandeelhouder van drie BV's. In 2010 zijn de SARL en haar dochtervennootschappen geliquideerd. De vordering van de trust op de LTD bestaat uit de liquidatie-uitkering van ruim € 4 mln. X heeft de trust niet in haar aangiften vermeld en voor andere jaren is geen aangifte gedaan. In geschil zijn diverse (navorderings)aanslagen vanaf 2010, alsmede de vergrijpboeten van in totaal € 48.864. X stelt in december 2009 te zijn ‘excluded’ als begunstigde en dat de inkomsten uit de trust moeten worden toegerekend aan de kleinkinderen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de adviseur van X, die namens haar de aangiften heeft gedaan, te kwader trouw is geweest door de trust te verzwijgen. Aan X was door de LTD reeds vóór het overlijden van de vader een renteloze lening verstrekt, die nimmer is afgelost. Door die lening is zij in feite indirect begunstigde van de trust. De latere uitsluiting als begunstigde doet daar niet aan af. X heeft in de betreffende jaren inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en inkomen uit sparen en beleggen (box 3) genoten, met dien verstande dat ten onrechte geen rekening was gehouden met de vordering van de LTD op X en een kwart van die vordering op de trust. De boeten worden vernietigd, omdat de aangiften enerzijds zijn ingediend door een deskundige adviseur (2013, 2016 en 2017) en anderzijds toont de inspecteur niet aan dat door het niet aangeven te weinig belasting is geheven (2014 en 2015). De beroepen zijn gegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X twee immateriële schadevergoedingen. € 3000 heeft betrekking op de aanslagen en € 3500 heeft betrekking op de boeten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 2.14a

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Huwelijksvermogensrecht

Editie: 28 november

Informatiesoort: VN Vandaag

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

116

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen