Hof Den Bosch concludeert dat het pensioen in eigen beheer voor de ex-partner verplicht moeten worden afgestort ondanks het feit dat de directeur-grootaandeelhouder geen bestuurder van de pensioenstichting (meer) is.

De zaak (5 februari 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:384) verloopt als volgt. Man en vrouw zijn in 1992 getrouwd met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. De verrekening van ouderdomspensioen sluiten zij uit. De BV van de man zegt ouderdoms- en nabestaandenpensioen toe dat in eigen beheer wordt uitgevoerd. In eerste instantie in zijn BV, in een later stadium is de pensioenaanspraak en het bijbehorende kapitaal ondergebracht in een pensioenstichting. De man heeft geen zitting in het bestuur van de pensioenstichting.

Het huwelijk houdt geen stand en de vrouw vordert dat de pensioenstichting het haar toekomende (nabestaanden)pensioenkapitaal afstort bij een pensioenverzekeraar. De pensioenstichting weigert met het argument dat het bestuur volledig onafhankelijk is en dat de vrouw dus niet afhankelijk is van de grillen van haar ex.

Partijen zijn het erover eens dat er geen sprake is van een externe pensioenverzekeraar en dat het pensioen in de stichting risicovoller is dan pensioen bij een externe pensioenverzekeraar. In beginsel kan de vrouw ook geen aanspraak maken op afstorting omdat de man de pensioenstichting niet beheerst. Het hof stelt echter dat in dit concrete geval de eisen van de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat toch tot afstorting dient te worden overgegaan.

Belang voor de praktijk

Bij een directeur-grootaandeelhouder zien we regelmatig dat de pensioentoezegging in eigen beheer wordt uitgevoerd. Voor zover verevening van pensioen niet is uitgesloten, blijft de ex-partner ten aanzien van het te verevenen pensioen afhankelijk van het beleid van de BV waar het pensioen is ondergebracht. Op dit beleid heeft de ex-partner in de meeste gevallen geen invloed.

In dat kader heeft de Hoge Raad op 9 februari 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ2658) beslist dat op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid de directeur-grootaandeelhouder die de zeggenschap heeft in de pensioen-BV moet zorgen voor afstorting van het aan de ex-partner toekomende pensioen bij een externe pensioenverzekeraar. Van de vereveningsgerechtigde echtgenoot kan volgens de Hoge Raad namelijk niet worden geëist dat deze afhankelijk blijft van het beleid dat de ex-echtgenoot ten aanzien van de pensioen-BV voert. De Hoge Raad stelt dat de verplichte afstorting afhankelijk is van alle omstandigheden van het concrete geval. Hierbij staat de afwezigheid van voldoende liquide middelen niet zonder meer aan de afstortingsverplichting in de weg.

De uitspraak van het Hof Den Bosch vormt een interessante aanvulling op het vorengenoemde arrest van de Hoge Raad. De pensioenaanspraak en de benodigde middelen zijn ondergebracht in een pensioenstichting. De pensioengerechtigde heeft geen zitting/zeggenschap (meer) in het bestuur. Er kan dus niet gesteld worden dat de ex-partner afhankelijk is van het beleid dat de pensioengerechtigde voert. In aanvulling op het 'zeggenschapscriterium' stelt het hof ook eisen aan de kwaliteit van het bestuur. Het bestuur dient een zodanig beleid te voeren dat de belangen van twee pensioengerechtigden met tegengestelde belangen op juiste wijze worden behartigd. Dit kan in de praktijk nog aanleiding zijn tot interessante procedures.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Huwelijksvermogensrecht

Carrousel: Carrousel

8

Gerelateerde artikelen