Wanneer de coronacrisis tot gevolg heeft dat ondernemers hun activiteiten niet langer kunnen voortzetten, kan dat een gemeen en onredelijk overdrachtsbelastingtechnisch staartje krijgen.

De maatregelen van het kabinet om de (verdere) verspreiding van het Coronavirus tegen te gaan, hebben een grote impact op het bedrijfsleven. Door de ontstane uitval van vraag naar en aanbod van goederen treden voor veel ondernemers onzekere tijden aan. Denkbaar is dat een en ander voor menig ondernemer – natuurlijke persoon of rechtspersoon – tot gevolg zal hebben dat die zijn activiteiten niet langer zal kunnen voortzetten of zelfs failliet zal gaan.

Kredietverzekeraar Atradius verwacht dat het aantal faillissementen in 2020 verder zal toenemen met zo’n 3% (zie Atradius Economic Research, 'Corporate insolvency growth to accelerate in 2020', March 2020, p. 2). Ook curatoren en herstructureerders verwachten een golf van faillissementen vanwege 'intelligente lockdown' ter bestrijding van dat virus indien de overheid geen extra maatregelen zou treffen (zie G. den Brinker en J. Polman, 'Curatoren voorzien een golf van faillissementen als extra steun uitblijft', FD 7-4-2020).

Inhoudelijke vogelvlucht

De overdrachtsbelasting belast de verwerving van in Nederland gelegen vastgoed. Tot heffing komt het echter niet in alle gevallen, omdat deze belasting diverse vrijstellingen kent. Een aantal van die vrijstellingen heeft betrekking op specifieke situaties waarmee menig ondernemer gedurende het bestaan van zijn onderneming te maken krijgt. Het gaat daarbij om situaties zoals het omzetten van een eenmanszaak in een BV, het aangaan van een maatschap of vennootschap onder firma, het optuigen van een holdingstructuur, het verplaatsen van vastgoed binnen een bestaande groepsstructuur, of het fuseren van vennootschappen.

Zonder specifiek daarop toegesneden vrijstellingen zou overdrachtsbelastingheffing dergelijke veranderingen met betrekking tot de bedrijfsuitoefening en -structuur in de weg kunnen staan. Om misbruik van deze vrijstellingen te voorkomen, zijn daaraan wel 'ontbindende voorwaarden' verbonden. Deze ontbindende voorwaarden hebben tot gevolg dat die vrijstellingen worden teruggenomen – er is dus alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd – indien zich een bepaalde verboden handeling voordoet.

Een 'ontbindende' voortzettingseis

Een van die ontbindende voorwaarden betreft het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten. De diverse vrijstellingen die specifiek betrekking op het omzetten van een eenmanszaak in een BV (en vice versa), het aangaan van een maatschap of vennootschap onder firma, het fuseren van ondernemingen, en interne reorganisaties kennen allemaal een dergelijke voortzettingseis.

Ofschoon deze eis soms ietwat verschillend is verwoord, is de strekking steeds hetzelfde: de (bedrijfs)activiteiten moeten gedurende ten minste drie jaar worden voortgezet. Wanneer echter deze activiteiten voortijdig – d.w.z. binnen die driejaarstermijn – worden beëindigd (bijvoorbeeld als gevolg van een verkoop, staking of faillissement), is het uitgangspunt dat de eerder genoten vrijstelling vervalt en er alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd is. Daarop bestaan weliswaar weer diverse uitzonderingen, maar die bieden in de praktijk lang niet altijd uitkomst.

Gelet op de huidige omstandigheden is het geenszins ondenkbaar dat menig ondernemer niet langer in staat zal zijn om zijn bedrijfsactiviteiten voort te zetten, met alle mogelijke overdrachtsbelastingtechnische gevolgen van dien als eerder gebruik is gemaakt van een van die specifieke vrijstellingen. Kortom, het gaat al slecht en als klap op de vuurpijl is mogelijk ook nog overdrachtsbelasting verschuldigd.

Opvallend gebrek

Opvallend is dat geen van die voortzettingseisen een uitzondering bevat voor de voortijdige beëindiging van bedrijfsactiviteiten als gevolg van het feit dat de onderneming buiten de wil en/of invloedssfeer van de ondernemer om in financieel zwaar weer is komen te verkeren. Al eerder is geattendeerd op dit gebrek (zie de column van M. Robben, Fusie-, splitsing- en interne reorganisatievrijstelling in de overdrachtsbelasting: enkele handreikingen voor een op handen zijnde revisie, 7 mei 2013, TaxLive), maar tot op heden heeft de besluitgever daar geen actie op ondernomen.

Gelet op het feit dat de verwachte malaise nauw samenhangt met het overheidsingrijpen, geeft het volgens ons geen pas als diezelfde overheid vervolgens rücksichtslos zijn ‘overdrachtsbelastinghand’ zou ophouden, wanneer ondernemers hun activiteiten wel willen maar niet langer kunnen voortzetten. Kortom, onzes inziens is thans coulance op zijn plaats als het gaat om de toepassing van voormelde voortzettingseisen, en – beter nog – dient eindelijk en snel werk te worden gemaakt van een billijke versoepeling daarvan.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Dossiers: Corona

Carrousel: Carrousel

30

Gerelateerde artikelen