Met enige regelmaat wordt door wetenschappers/columnisten en politieke partijen gepleit voor de invoering van een frisdrankbelasting dan wel een 'suikertaks' (waarom niet: suikerbelasting?). Maar die eerste bestaat al, terwijl die tweede per 1 januari 1993 juist is afgeschaft.

Nederland kent al vanaf 1972 (!) een belasting op alcoholvrije dranken (eerst onder de naam accijns, vanaf 1993 onder de naam verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken). De belasting wordt geheven van vruchten- en groentesap, mineraalwater en limonade. Met het Belastingplan 2016 zijn de tot 1 januari 2016 geldende twee tarieven vervangen door één tarief van € 8,83 per 100 liter. Verwachte opbrengst van de belasting 2020: € 267 mln. Deze belasting is ingevoerd om opbrengst te genereren. Andere rechtsgronden die verband houden met bij voorbeeld volksgezondheid waren toen niet aan de orde.

Frisdrankbelasting afschaffen?

In 1992 is door de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin de Kamer zich uitspreekt voor het op termijn en gefaseerd afschaffen van deze belasting. Volgens de motie is de redengeving van een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken "niet meer van deze tijd"(!). Afschaffing is uiteindelijk niet gerealiseerd; sterker: het tarief is enkele keren verhoogd.

Een herhaling van zetten zien we in het Belastingplan 2012. Het toenmalige kabinet wilde een aantal 'kleinere belastingen', waaronder de frisdrankbelasting, afschaffen (Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 3, p. 9). Afschaffing is uiteindelijk niet doorgegaan. De desbetreffende bepalingen van het Belastingplan 2012 zijn nooit in werking getreden. De opbrengst van die 'kleine belasting' kon toch niet worden gemist.

Suikerbelasting

In de verkiezingsprogramma’s van verschillende politieke partijen wordt gepleit voor de invoering van een 'suikertaks'. Het is niet altijd duidelijk of men nu een algemene suikerbelasting bedoelt of een belasting op de suiker in frisdranken. Staatssecretaris Blokhuis draagt bij aan die verwarring door te spreken over een 'suikertaks', terwijl hij een belasting op suikerhoudende dranken bedoelt. Zo’n belasting hebben we al in de vorm van de frisdrankbelasting.

Blokhuis verwijst in zijn brief aan de Tweede Kamer naar het rapport Gezondheidsgerelateerde belastingen, Bouwstenen voor een beter belastingstelsel (Kamerstukken II 2019/20, 32 140, nr. 71). Uit dat rapport blijkt duidelijk dat het niet gaat om een suikerbelasting, maar om een aanpassing van de frisdrankbelasting aan 'gezondheidsgerelateerde doelen'. Het gaat om een tariefdifferentiatie: hogere tarieven voor frisdranken met een hoger suikergehalte. Ook als je het tarief van de frisdrankbelasting zou differentiëren naar gelang het suikergehalte, blijft het nog steeds een belasting op frisdranken. Een suikerbelasting is heel wat anders.

Stelt de EU-accijnswetgeving beperkingen?

De EU-accijnswetgeving ziet op energieproducten, tabaksproducten en alcoholhoudende dranken. Indirecte belastingen, andere dan de btw, op andere goederen mogen worden ingevoerd of gehandhaafd. De heffing van dergelijke belastingen mag in het handelsverkeer tussen de lidstaten echter geen aanleiding geven tot formaliteiten in verband met het overschrijden van een grens (artikel 1, derde lid, Richtlijn 2008/118/EG).

Omdat het bij de frisdrankbelasting en een suikerbelasting gaat om Nederlandse heffingen, kunnen de voor de accijnsgoederen geldende voorschriften en documenten in het intracommunautaire verkeer hier niet worden toegepast. Voor deze 'Nederlandse' belastingen moet dus worden voorzien in een afzonderlijke aangifteplicht en een afzonderlijk controlestelsel.

Voor de frisdrankbelasting is gekozen voor een stelsel dat in grote lijnen met het stelsel van de Wet op de accijns overeenkomt. De handhaafbaarheid werd goed geacht onder meer omdat het gaat om een duidelijke categorie goederen met een eenvoudige maatstaf van heffing.

Waarom is de suikerbelasting afgeschaft?

Terwijl de frisdrankbelasting dus na de totstandkoming van de interne markt (1 januari 1993) werd gehandhaafd (via een aangepaste heffingssystematiek) werd de suikerbelasting toen afgeschaft. De suikerbelasting was een belasting op suiker én suikerhoudende producten. De handhaafbaarheid ervan werd onvoldoende geacht. De opbrengst kwam voor het overgrote deel uit de heffing op suikerhoudende producten. Hierbij is het probleem dat de maatstaf van heffing van suikerhoudende producten - het suikergehalte - niet eenvoudig is vast te stellen.

Verder is het assortiment suikerhoudende producten groot. Bij iedere aflevering van suikerhoudende producten vanuit een andere lidstaat in Nederland zou de afnemer zelfstandig aangifte moeten doen van niet alleen de hoeveelheid en de soort goederen, zoals bij alcoholvrije dranken, maar ook van het suikergehalte dat van product tot product zeer varieert en in een laboratorium moet worden vastgesteld (zie de vervallen artikelen 20 t/m 24 Wet op de accijns in Vakstudie Accijnzen en milieubelastingen). Mede gelet op het grote aantal potentiële belastingplichtigen was de conclusie van het kabinet dat de belasting op suiker en suikerhoudende producten na 1 januari 1993 niet moest worden voortgezet (Kamerstukken II 1992/93, 22 843, nr. 3).

Weer invoeren suikerbelasting?

Er moet zeker wat gebeuren om overgewicht tegen te gaan, maar een suikerbelasting is daarvoor niet het goede instrument. De redenen voor afschaffing van de suikerbelasting zijn naar mijn mening nog steeds van toepassing. Het is te hopen dat bij de onderhandelaars over een regeerakkoord het rapport van de Tijdelijke Commissie uitvoeringsorganisaties (februari 2021) nog op het netvlies staat: "Dit begint al bij afspraken in het regeerakkoord: die zijn als in beton gegoten, ook als (later) blijkt dat ze lastig uitvoerbaar zijn."

Informatiesoort: Column

Rubriek: Accijns en verbruiksbelastingen

392

Gerelateerde artikelen