De verschillende benaderingen – ‘deferred taxation' en ‘deferred recovery' – zien er op het eerste gezicht verschillend uit, maar zijn materieel toch ook erg vergelijkbaar. Het zal interessant zijn om te zien wat het Hof van Justitie EU hierover oordeelt.

Wanneer is een EU-lidstaat Unierechtelijk verplicht om rekening te houden met een ‘latere waardevermindering'? Een vraag die speelt bij ‘exitheffingen' en conserverende aanslagen, maar ook in daarmee vergelijkbare situaties. Maakt het voor die (mogelijke) verplichting verschil op welk moment en naar welk moment het belastbare feit wordt geconstateerd? In 2018 zal het Hof van Justitie EU zich hierover waarschijnlijk uitlaten in de gevoegde Franse zaken-Jacob en Lassus, (nrs. C-327/16 en C-421/16, V-N 2018/4.4). In de bijbehorende conclusie heeft A-G HvJ EU Wathelet betoogd dat een en ander afhankelijk is van de vraag of sprake is van een, in zijn woorden, ‘deferred taxation' (‘belastinguitstel') of ‘deferred recovery' (‘uitstel van inning').

Een belastingschuld die definitief is vastgesteld op het moment dat de belastingplichtige het betreffende vermogensbestanddeel aan de heffingsjurisdictie van betrokken lidstaat onttrekt, hoeft volgens het Hof van Justitie EU niet op een later moment te worden ‘herbeoordeeld'. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met latere waardeverminderingen. Het Hof van Justitie EU lijkt deze benadering inmiddels toe te passen bij zowel natuurlijke personen als lichamen en bij zowel gerealiseerde meerwaarden als latente meerwaarden; zie onder meer de zaken-Commissie/Portugal (nr. C-503/14) en National Grid Indus (nr. C-371/10). Het gaat daarbij om situaties waarbij op moment ‘t', de 'exit', de omvang van de belastbare grondslag wordt bepaald en het toepasselijke tarief wordt vastgesteld. Op da´ t moment wordt ook de belasting berekend. De inning – en daarmee de betaling – wordt evenwel uitgesteld tot moment ‘t+x'. Dit zal vaak het moment van de daadwerkelijke vervreemding van het desbetreffende vermogensbestanddeel zijn. In de woorden van de A-G HvJ EU is dat ‘uitstel van inning'. Dit is ook het Nederlandse systeem en daarin wordt, althans in de aanmerkelijkbelangsfeer, rekening gehouden met latere waardeverminderingen. Dat systeem is in overeenstemming gebleken met het EU-recht.

Maar wat heeft nu te gelden als op moment ‘t+x' de belastbare grondslag wordt bepaald en het op dát moment toepasselijke tarief wordt vastgesteld – en aldus de belasting wordt berekend – maar wel op basis van de situatie op moment ‘t', dus naar moment ‘t'. En er tussen moment ‘t' en ‘t+x' sprake is van een binnengrensoverschrijdende beweging; zie dus de Franse zaken-Jacob en Lassus. Volgens de A-G HvJ EU is dan sprake van ‘belastinguitstel' en wordt het nationale heffingsrecht pas op moment ‘t+x' geëffectueerd. Met de eventuele waardedaling die tot uitdrukking komt op moment ‘t+x' ten opzichte van moment ‘t', zou dan in binnengrensoverschrijdende situaties op eenzelfde manier rekening moeten worden gehouden als in binnenlandse situaties. In voorkomende gevallen zou dan een waardevermindering in aanmerking worden genomen.

De verschillende benaderingen – ‘deferred taxation' en ‘deferred recovery' – zien er op het eerste gezicht verschillend uit, maar zijn materieel toch ook erg vergelijkbaar. Frankrijk beoogt in de zaken-Jacob en Lassus effectief de aan Frankrijk gebonden grondslag in de belastingheffing te betrekken, alleen op een andere manier dan we bijvoorbeeld hier in Nederland gewend zijn. Het zal interessant zijn om te zien wat het Hof van Justitie EU hierover oordeelt.

 

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Europees belastingrecht

37

Gerelateerde artikelen