Als fiscalisten mogen we ons gelukkig prijzen dat we een Staatssecretaris van Financiën hebben die gepokt en gemazeld is in het fiscale recht. Dat is in het recente verleden wel anders geweest. Maar de uitdagingen waarvoor hij zich geplaatst weet, zijn niet gering. Ik noem slechts de Toeslagenaffaire en de hoogstnoodzakelijke reparatie van box 3. Werk genoeg.

Ik zou graag de aandacht willen vragen voor een olifant in de (Tweede?) Kamer, waarover we met zijn allen zwijgen en dat is de hypotheekrenteaftrek als wezenlijk onderdeel van de eigenwoningregeling.

Alweer enige jaren zijn we gewend en verwend door een historisch laag rentepeil. Dat is gunstig voor de individuele huizenbezitter, maar ook voor de schatkist. Dus niet slechts voor het aantrekken van leningen, maar ook vanwege het fors hoge bedrag aan inkomsten uit de eigenwoning (hogere huizenprijzen) en de lage rente (lagere budgettaire kosten). Over nut en noodzaak en de niet te onderschatten risico’s van de plaatsing van de eigenwoning in box 1 is veel geschreven.

Ik volsta met een verwijzing naar L.G.M. Stevens in WFR 2022/13, R.H.J.M. Gradus in WFR 2022/14 en de analyse van De Nederlandsche Bank, oktober 2021 ’Vier ingrediënten voor een evenwichtigere woningmarkt’. Het momentum om de eigenwoningregeling te herzien door de eigen woning in box 3 te plaatsen, lijkt me aangebroken, ondanks de bezwaren die daartegen kunnen worden ingebracht. Ik realiseer me terdege dat, ten gevolge van de forse inflatie de koopkracht van velen is – en nog verder zal worden – aangetast. Dat kan overigens meevallen, nu veel mensen een hypothecaire lening hebben afgesloten voor een rentevaste periode van twintig of dertig jaar. Waarom dan toch het H-woord ter discussie stellen? De hypotheekrente dreigt op te lopen door internationale ontwikkelingen, de inflatie gaat op enig moment ook daarin doorwerken. Met als resultaat hogere aftrekposten en een forse budgettaire derving. Wat zijn de niet geringe gevolgen voor de schatkist? Wie gaat dat betalen en ten koste van welke uitgaven ten algemenen nutte. In de Voorjaarsnota (V-N 2022/24.3) wordt over dit alles gezwegen. Mij lijkt dat een gemiste kans. Ik vrees dat het aan politieke wil en moed ontbreekt om als kabinet en als Tweede Kamer de teerling te werpen maar ik vrees dat het er op enig moment toch van zal moeten komen. En zijn dan de omstandigheden even gunstig (laag rentepeil)? Overigens, een wezenlijk aandachtspunt bij dit alles is het te formuleren overgangsrecht ter behoud van de koopkracht. Ik verwijs naar het proefschrift van M. Schuver-Bravenboer, ’Fiscaal overgangsbeleid. Een raamwerk voor het vormgeven en beoordelen van het overgangsbeleid van de fiscale wetgever.’ Qui ose vaincra.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Inkomstenbelasting

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

17

Gerelateerde artikelen