Bart van Walderveen is verbaasd dat zo weinig belastingplichtigen in de rechtszaal zijn te vinden.

In de rechtszaal is het belangrijk dat de feiten duidelijk en volledig worden gepresenteerd. In dit verband verbaast het mij altijd dat belastingplichtigen, indien zij een fiscaal adviseur hebben, in de rechtszaal schitteren door afwezigheid. Zij zijn immers als geen ander in staat een juist en volledig beeld van de feiten te geven. De feiten die de rechter nodig heeft om het geschil te beslechten. In dit verband wijs ik op de artikelen 8:27, 8:31 en meer in het bijzonder 8:59 Awb. Hierin staat dat de rechter de belanghebbende kan oproepen in persoon aanwezig te zijn bij het onderzoek ter zitting. Belanghebbende is verplicht hieraan mee te werken en de rechter kan, bij niet verschijnen, daaruit de gevolgtrekking maken die hem geraden voorkomt.
 
Deze artikelen worden, voor zover mij bekend, zelden toegepast. De vraag rijst waarom. Bestaat hieraan geen behoefte in de fiscale rechtspraktijk of is de regeling onbekend? Wenst men (Belastingdienst en/of rechter) de zaak niet op de spits te drijven of vindt de doorsnee-belastingadviseur de aanwezigheid van de belastingplichtige alleen maar lastig en neemt hij daarom zijn cliënt niet mee? Is de belastingplichtige zelf bang voor een kritische bevraging? Wie het weet mag het zeggen.
 
Juist bij zaken over bijvoorbeeld buitenlandse bezittingen zijn de belastingplichtigen zelf bij uitstek in staat om tekst en uitleg te geven. Dat geldt overigens niet alleen voor het vaststellen van de materiële belastingschuld, maar eveneens voor het bepalen van een eventuele boete. De (belasting)rechter moet immers op grond van de artikelen 6 en 7 EVRM zelfstandig een oordeel geven of de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Wezenlijk onderdeel daarvan is dat de boete in overeenstemming moet zijn met de persoon van de verdachte en de omstandigheden waarin hij verkeerde ten tijde van het begaan van het gestelde fiscale delict. Daartoe is het gesprek met de boeteling van wezenlijk belang. Tijdens dat gesprek kan de rechter zich immers een beeld vormen van de persoon en zijn omstandigheden. Niet verschijnen maakt het geven van een op maat toegesneden hoogte en motivering van de boete enerzijds complexer en anderzijds eenvoudiger. Nu volgen veelal de bekende sacrale woorden dat naar het oordeel van de rechtbank/het hof de boete passend en geboden is. Een verdergaande motivering op basis van de vastgestelde feiten, in het bijzonder met betrekking tot de persoon van verdachte, blijft daarom noodzakelijkerwijs achterwege.
 
Mijn betoog moet ook in het licht worden bezien van het forse aantal door de rechters uitgesproken (vergrijp)boeten. En eveneens als de boeten worden afgezet tegen de vijf boetecategorieën uit het commune strafrecht (art. 23 lid 4 Sr), waarin de boetebedragen oplopen van € 410 naar € 820.000. Dit zijn voor het fiscale boeterecht relatief beperkte bedragen. Vaak is de fiscale boete immers gekoppeld aan de hoogte van de niet geheven belasting.
 
Daarnaast heeft het horen van getuigen zich inmiddels wel goed in het fiscale recht geworteld. Daarbij vindt het (doen) horen van getuigen nagenoeg altijd plaats op verzoek van de belastingplichtige. Is ten aanzien van het persoonlijk ter zitting (laten) verschijnen sprake van een nog niet gestarte rechtsontwikkeling? Opnieuw: wie het weet mag het zeggen.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Bronbelasting

30

Gerelateerde artikelen