Dr. A. Rozendal - Bedrijfsopvolging en vastgoedvennootschappen: einde van een discussie?
Op dit moment wordt in de praktijk volop gediscussieerd over de vraag of de exploitatie van vastgoed door vennootschappen als een materiële onderneming kwalificeert voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Op 15 april 2016 heeft de Hoge Raad arrest gewezen inzake de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten op de schenking van aandelen in een vastgoedvennootschap. In deze bijdrage gaat de auteur in op de reikwijdte van dit arrest. Hij besteedt daarbij tevens aandacht aan de vraag of het gelet op de uitkomst van dit arrest wenselijk is om de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten aan te passen.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Dr. W. Bruins Slot - De onnodige invoering van artikel 29a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Art. 29a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is ingevoerd om financiële instellingen de zekerheid te geven dat de rente op de nieuwste generatie hybride financieringsinstrumenten fiscaal in aftrek kan worden gebracht. Omdat alleen financiële instellingen van deze aftrekmogelijkheid gebruik kunnen maken, onderzoekt de EC momenteel of hier sprake is van ongeoorloofde staatssteun. De auteur betoogt dat art. 29a Wet VPB 1969 onnodig is ingevoerd. Anders dan de staatsecretaris meent, is de geldverstrekking naar de vorm civielrechtelijk een lening. De vergoeding op die lening voldoet niet aan alle voorwaarden waaraan moet zijn voldaan wil de fiscus de lening fiscaal als een verstrekking van eigen vermogen kunnen kwalificeren.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Mr. R.P.F.M. Hafkenscheid, mr. T.P. Akyürek, mr. S. Kraan en drs. R. Sterk - De onzakelijke lening en de zakelijke relatie tussen rente en debiteurenrisico
Volgens de Hoge Raad moet aan de hand van twee vragen bepaald worden of een lening onzakelijk is, namelijk "wat is de rente die een zakelijke vergoeding vormt voor het aanvaarde debiteurenrisico" en "is de zakelijke rente zodanig dat de lening winstdelend wordt". De auteurs betogen dat deze vragen beantwoord moeten worden door kwantitatieve analyse en bieden een model aan met behulp waarvan beoordeeld kan worden of rente een zakelijke vergoeding vormt voor het aanvaarde debiteurenrisico. Voorts betogen de auteurs dat de vraag of de lening feitelijk winstdelend wordt, beantwoord moet worden aan de hand van de mate van waarschijnlijkheid dat de rente kan worden geput uit de onderliggende kasstromen.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Navigator