Op donderdag 3 mei verschijnt nummer 7237. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:
Mr. dr. G.K. Fibbe en M.J.C. Vedder LLM - Enkele beschouwingen omtrent de buitenlandse belastingplicht voor aanmerkelijkbelanghouders
Naar aanleiding van een recente hofuitspraak ten aanzien van de buitenlandse belastingplicht in de vennootschapsbelasting gaan auteurs in op de geschiedenis van de regeling en plaatsen deze in een historische context. De auteurs constateren dat de buitenlandse aanmerkelijkbelangregeling in feite beoogt inkomen uit een Nederlandse onderneming gelijkwaardig te belasten, ongeacht of deze onderneming wordt gedreven door een natuurlijk persoon of door middel van een Nederlandse vennootschap. De auteurs komen tot de conclusie dat, voor zover het de aanmerkelijkbelangheffing van een buitenlandse belastingplichtige vennootschap betreft, de aanmerkelijkbelangregeling een antimisbruikregeling betreft die reeds per 1947 beoogt constellaties te treffen die zijn opgezet met een subjectief ontgaansoogmerk. Volgens de auteurs gaat de huidige regeling verder dan noodzakelijk, omdat het heffingsbereik niet is beperkt tot de Nederlandse onderneming en ook niet slechts structuren die zijn opgezet met een subjectief ontgaansoogmerk worden geraakt. Zowel de door de staatssecretaris voorgestane “wegdenkbenadering” als de “ondernemingstoets” is potentieel strijdig met EU-recht. Dat geldt te meer omdat de wegdenkbenadering en ondernemingstoets worden gezien als een misbruikvermoeden, zonder dat sprake is van een daadwerkelijke individuele toetsing. Volgens de auteurs zouden de wegdenkbenadering en de ondernemingstoets als safe-harbors moeten blijven bestaan, aangezien indien aan een van deze testen wordt voldaan, er principieel geen ontgaansoogmerk meer bestaat ten aanzien van inkomen uit een Nederlandse onderneming. Tot slot stellen de auteurs dat deze hofuitspraak ook richtinggevend is voor de wettelijke regeling zoals deze geld per 1 januari 2018.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Mr. J.B.O. Bijl - Wilt u daar zegels bij? Het verschil tussen vouchers en zegels voor de btw
In dit artikel gaat de auteur in op de nieuwe btw-regels voor transacties met betrekking tot vouchers, die per 1 januari 2019 van kracht worden. Daarbij focust hij op een concreet en specifiek onderdeel daarvan: de definitie van voucher en de vraag wanneer een “waardebon” als voucher kwalificeert. Het antwoord op deze vraag is relevant omdat de btw-behandeling van vouchers en van zegels (waardebonnen) ook na 1 januari 2019 anders is. De auteur constateert dat er op dit moment (onnodige en ongewenste) verwarring bestaat over de precieze invulling van deze twee vormen van waardebonnen.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Mr. dr. I.J. Krukkert - Individuele straftoemeting in het fiscale bestuurlijke boeterecht
Bij het opleggen van fiscale (bestuurlijke) boeten – die soms miljoenen euro’s kunnen bedragen – is individuele straftoemeting van wezenlijk belang. In zijn dissertatie onderzoekt de auteur dit specifieke rechtsterrein, waarbij hij zich heeft laten inspireren door de strafrechtelijke pendant: de laatste vraag van art. 350 Sv naar de op te leggen sanctie. Op maandag 26 maart 2018 promoveerde de auteur op dit onderzoek. In deze bijdrage geeft hij een globaal overzicht van de resultaten. Een integrale versie van het proefschrift is verschenen in de reeks Fiscale Monografieën (nr. 151).
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Binnenkort in het Weekblad
Ontwikkelingen in de sfeer van de repressieve fiscale rechtshandhaving: is het sanctiearsenaal ten aanzien van fiscale fraude thans nog juridisch houdbaar?
Wanneer de historische fundamenten van het fiscale sanctiearsenaal worden bezien in het licht van de hedendaagse ontwikkelingen op fiscaal fraudegebied is de vraag gerechtvaardigd in hoeverre het sanctiearsenaal ten aanzien van fiscale fraude thans nog juridisch houdbaar is. Juridische houdbaarheid van een systeem van sancties vertaalt zich naar een goede afstemming van deze sancties onderling, en het concept ‘samenloop’ is dan ook richtinggevend wanneer de werking van ons fiscale sanctiesysteem wordt beoordeeld. Mevr. mr. C. Hofman geeft inzicht in de huidige stand van zaken met betrekking tot het beginsel van ne bis in idem (en dat van una via) en concludeert dat het risico op dubbele bestraffing van een belastingplichtige ten aanzien van eenzelfde feit in de hedendaagse praktijk bestaat, en problematisch kan zijn in het licht van genoemde principes. Naar een fundamentele aanpak van het probleem wordt onderzoek gedaan, in deze bijdrage wordt alvast een aanzet gegeven tot mogelijke oplossingen.
Zo meent de auteur dat een ex ante benadering (het daadwerkelijk voorkomen of verbieden van samenloop vooraf) sterker moet worden aangezet om ex post oplossingen (verdiscontering via de straftoemeting) overbodig te maken.
Fiscaal anoniem getuigenbewijs: (On)mogelijk?
Op 24 november 2017 heeft de Hoge Raad geoordeeld over de (on)mogelijkheid van anoniem mondeling (getuigen)bewijs in belastingzaken. Mr. E. Thomas vergelijkt deze uitspraak met bestuursrechtelijke, civielrechtelijke en strafrechtelijke jurisprudentie.
De auteur spreekt de wens uit dat de Hoge Raad tot één uniforme jurisprudentie zal komen voor schriftelijk en anoniem getuigenbewijs.
Producten: WFR-signaleringen