Op donderdag 19 december verschijnt nummer 7315. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

Prof. dr. H.T.P.M. van den Hurk - Hoe een tweetal pillaren de OESO liet ontsporen…
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. drs. R. Hein - Belastingrecht: te moeilijk voor niet-fiscalisten?

Belastingen trekken aandacht. Terecht, want het gaat om een zaak van groot financieel, maatschappelijk en moreel belang. Natuurlijk zijn pers, politiek en publiek daarin geïnteresseerd. Voor fiscalisten is die brede belangstelling echter geen onverdeeld genoegen: het niveau van de publieke fiscale discussie baart steeds meer zorgen. Nieuwswaarde wint het maar al te vaak van feiten, politiek belang van inhoud. Een eenmaal ontstaan misverstand blijkt vrijwel niet te herstellen en heeft veelal grote gevolgen. In deze bijdrage bespreekt de auteur de oorzaken en gevolgen van misverstanden in het publieke fiscale debat. Dat gebeurt aan de hand van enkele sprekende voorbeelden uit de Nederlandse en internationale fiscale praktijk. De beweegredenen van pers, politiek en belangengroeperingen spelen in die analyse een vooraanstaande rol. Maar er komt nog een andere interessante vraag op: ligt een deel van de oorzaak – èn van de oplossing – ook niet bij de fiscale beroepsgroep zelf?
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. dr. C. Bruijsten - Waar ligt de democratische legitimatie van de VPB-grondslag?

Volgens de Grondwet moet de vennootschapsbelasting worden geheven uit kracht van een (formele) wet. Daarmee is de parlementaire legitimatie van de heffing gewaarborgd. Maar niet alleen de nationale wetgever bepaalt de heffing. Ook andere instanties beïnvloeden de totaalwinst en de jaarwinst. Wat betekent dat voor de democratische legitimatie van de vennootschapsbelasting? In deze bijdrage wordt een inventarisatie gemaakt en getoetst of en in hoeverre de volksvertegenwoordiging nog wel betrokken is bij de heffing.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. R.K. Bane - NOB/LOF-scriptieprijs: Verplichte en bindende arbitrage in het MLI

De masterscriptie van de auteur heeft tijdens het jaarlijkse congres van het Landelijk Overleg Fiscalisten (LOF) de NOB/LOF-scriptieprijs gewonnen. Uit het onderzoek van de auteur komt naar voren dat de arbitrageregeling opgenomen in Deel VI van het Multilateraal Instrument veel potentie heeft om de, thans nog niet goed beschermde, rechtspositie van belastingplichtigen in het internationale belastingrecht te verbeteren. Deze potentie laat zich volgens de auteur echter slechts verzilveren als de rechtspositie van belastingplichtigen nader zou worden uitgewerkt. De auteur komt tot de conclusie dat deze potentie kan worden verzilverd door de positie van belastingplichtigen in de in onderling overleg vastgestelde procedureregels te verankeren. Aan de hand van de invulling van de beginselen van een behoorlijk proces, zoals dat voortvloeit uit art. 6 EVRM (en subsidiair art. 14 IVBPR) stelt de auteur voor om regels op te nemen inzake de toegang tot de procedure, het recht op een eerlijke behandeling, de openbaarheid van de procedure, het binnen een redelijke termijn beslechten van het geschil en de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de arbiters.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Binnenkort in het Weekblad

Verschillen tussen tweede en derde pijler van toekomstvoorzieningen

Toekomstvoorzieningen worden in Nederland meestal gesymboliseerd door drie pijlers. Hierbij valt op dat voor de tweede (werknemerspensioen) en derde pijler (privévoorzieningen) niet dezelfde fiscale regels gelden. Dit is bijzonder merkwaardig daar beide pijlers dezelfde doelstelling hebben: het faciliteren van een toekomstvoorziening. Daarom is het dan ook toe te juichen dat in de brief van de Minister van SZW over het principeakkoord vernieuwing pensioenstelsel is aangekondigd dat een stap zal worden gezet in de richting van een arbeidsvormneutraal pensioenkader. Het is dus de intentie dat bij de nadere invulling van dit Pensioenakkoord de tweede en derde pijler min of meer gelijk worden behandeld. In deze bijdrage gaat mr. dr. G.M.C.M. Staats in op de opmerkelijke fiscale verschillen die er op dit moment bestaan tussen de tweede en derde pijler. De centrale vraag hierbij is of deze verschillen leiden tot onacceptabele belemmeringen en beperkingen bij het regelen van een adequate toekomstvoorziening en voor de ondernemer in het bijzonder? En zo ja, dan is de vraag op welke wijze de regelgeving zou moeten worden aangepast. Hierbij besteedt mr. dr. G.M.C.M. Staats aandacht aan de positie van de ondernemer in het bijzonder.

De verrekening van voorvoegingsrenten en -verliezen

De inwerkingtreding van de earningsstrippingmaatregel brengt met zich mee dat vennootschappen de komende jaren tegen vragen aanlopen over de uitwerking van deze generieke renteaftrekbeperking. Eén van die vragen betreft de fiscale verwerking van de voortwenteling van voorvoegingsrenten. Dr. F.J. Elsweier en Y.E. Noij bieden in deze bijdrage inzicht in de werking van de verrekening van voorvoegingsrenten, alsmede in hoeverre deze methode vergelijkbaar is met de verrekening van voorvoegingsverliezen binnen fiscale eenheden.

Producten: WFR-signaleringen

0