Hof Amsterdam oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de vergoeding van de vervoerskosten van Y zakelijk is. Het hof acht het zeer ongebruikelijk dat een derde vrijwilligerswerk verricht in een commerciële onderneming. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

X is werkzaam als bewindvoerder, mentor en curator. Verder verricht hij ook fiscale werkzaamheden. Hij brengt de kosten van het OV-maandabonnement van Y als vervoerskosten in aftrek op zijn winst. Volgens X verricht Y namelijk binnen zijn bedrijf werkzaamheden als vrijwilligster. De inspecteur accepteert de aftrek van deze kosten niet. Verder bestaat er discussie over de kosten van de borg. Deze staan als vordering, maar moeten volgens X als kosten worden verantwoord.

Hof Amsterdam (V-N 2020/22.19.4) oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de vergoeding van de vervoerskosten van Y zakelijk is. Het hof acht het zeer ongebruikelijk dat een derde vrijwilligerswerk verricht in een commerciële onderneming. Ten aanzien van de kosten van de borg merkt het hof op dat X zijn stelling niet aannemelijk maakt. De blote stelling van X, zonder nadere toelichting, en zonder dat zelfs de hoogte van het bedrag waar het om gaat duidelijk is geworden, is onvoldoende. Het hoger beroep is ongegrond. X gaat in cassatie, maar betaalt het griffierecht niet. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Lees ook het thema Fiscale waardering van vorderingen en schulden

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 1 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen