Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat de heer X en mevrouw X-Y hebben gekozen voor een onderlinge toerekening die afwijkt van de toerekening bij helfte. Aan X moet daarom 100% van het verzwegen inkomen uit sparen en beleggen worden toegerekend, wat er toe leidt dat aan X-Y 0% wordt toegerekend.

Belanghebbende, de heer X, is tot 2005 gehuwd met mevrouw X-Y. Het huwelijk eindigt in dat jaar door echtscheiding. Volgens de inspecteur hadden X en X-Y in 1994 bankrekeningen bij KB-Lux met een totaal saldo van € 60.743. In geschil zijn onder meer de IB-aanslagen over 2001 en 2003 en de boetes. Ter zake van het totale saldo bij KB Lux neemt Hof 's-Hertogenbosch bij zowel X als X-Y de volledige correctie op het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in aanmerking. De Hoge Raad (1 december 2017, nr. 17/01021, V-N 2017/60.19.3) oordeelt dat hiermee is miskend dat gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag volgens de wet voor de helft worden toegerekend aan de belastingplichtige en diens partner, tenzij zij gezamenlijk een andere onderlinge verhouding hebben gekozen. Volgt verwijzing. De gemachtigde van X stelt vervolgens dat enig niet-verantwoord vermogen aan X moet worden toegerekend.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X en X-Y hebben gekozen voor een onderlinge toerekening die afwijkt van de toerekening bij helfte. Aan X moet daarom 100% van het verzwegen inkomen uit sparen en beleggen worden toegerekend, wat er toe leidt dat aan X-Y 0% wordt toegerekend. Voor 2001 en 2003 wordt het belastbare inkomen uit sparen en beleggen van X verminderd conform de uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch. X stelt vergeefs dat de inspecteur hem heeft gesommeerd te verklaren of een buitenlandse bankrekening is c.q. wordt aangehouden onder dreiging van een kort geding leidend tot opleggen van een dwangsom. De bekentenis van X is desondanks rechtsgeldig (zie HR 29 mei 2015, nr. 14/00584, V-N 2015/28.7). De boetes van 100% zijn ook terecht, met dien verstande dat deze door de inspecteur reeds met 20% zijn gematigd wegens overschrijding van de redelijke termijn. Er is geen reden voor een verdere matiging. Het hoger beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 2.17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 21 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen