Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur in redelijkheid niet kon menen dat de vrijstellingen niet met terugwerkende kracht tot ingebruikneming van de auto’s konden worden verleend.
X bv exploiteert een autoleasebedrijf. Haar klanten zijn onder meer taxibedrijven. Voor 338 auto's heeft X bv verzuimd om de MRB-taxivrijstelling te claimen. Dit is in de loop van 2016 geconstateerd. In geschil is of de vrijstellingen alsnog met ruime terugwerkende kracht kunnen worden toegepast. Er is inmiddels meer dan € 1 mln. motorrijtuigenbelasting voldaan. De vrijstellingen zijn conform het Kaderbesluit MRB (V-N 2014/14.17) pas toegekend met ingang van het begin van het tijdvak waarin de verzoeken zijn binnengekomen. Volgens Rechtbank Gelderland mag de inspecteur het belang van een consistente toepassing van het Kaderbesluit zwaarder laten wegen dan het financiële belang van X bv. In hoger beroep stelt X bv dat steeds wordt voldaan aan de materiële voorwaarden.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur in redelijkheid niet kon menen dat de vrijstellingen niet met terugwerkende kracht tot ingebruikneming van de auto’s konden worden verleend. Het klopt dat X bv door administratieve fouten niet tijdig de vrijstellingen heeft aangevraagd, maar het is niet duidelijk welke door de inspecteur te dienen belangen uit die constatering voortvloeien. Waarom zou een consistente toepassing van het Kaderbesluit zwaarder moet wegen dan het aanzienlijke financiële belang van X bv? De inspecteur heeft op de zitting niet betwist dat is voldaan aan de materiële voorwaarden voor de toepassing van de vrijstelling, maar heeft hij slechts verklaard dat niet te weten. Het beroep van X bv is gegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 27
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 72
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 15 juni