Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet meer de bevoegdheid had om de inkomens van X te corrigeren nadat hij tot de ontdekking was gekomen dat er geen sprake was van een bron van inkomen.

Belanghebbende, X, exploiteert een hondenschool. De inspecteur legt de aanslagen IB/PVV 2008 t/m 2010 op conform de door X ingediende aangifte. Na een boekenonderzoek neemt de inspecteur het standpunt in dat de hondenschool geen bron van inkomen vormt en corrigeert hij de inkomens van X over de genoemde jaren via navordering.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet meer de bevoegdheid had om de inkomens van X te corrigeren nadat hij tot de ontdekking was gekomen dat er geen sprake was van een bron van inkomen. Redengevend voor dit oordeel is dat de inspecteur volgens de rechtbank niet beschikte over het voor navordering benodigde nieuwe feit. Vast staat dat X sinds 2001 met haar activiteiten negatieve resultaten heeft behaald en dat zij deze resultaten telkens heeft vermeld in haar aangiften. De rechtbank is van oordeel dat de Belastingdienst na normale zorgvuldige kennisneming van de aangiften vanaf 2001 vóór het opleggen van de aanslagen over de onderhavige jaren had moeten onderzoeken of een (winst)bron was te onderkennen. Door na te laten nadere gegevens en informatie in te winnen alvorens de aanslagen vast te stellen heeft de inspecteur een ambtelijk verzuim begaan.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16-1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

1

Gerelateerde artikelen