Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X de royalty's in fiscale zin geniet, en niet A. X maakt niet aannemelijk dat hij zijn auteursrecht op de in de Auteurswet bedoelde wijze heeft overgedragen aan A.

Belanghebbende, X, is werkzaam als hoogleraar bij het UMCG. Samen met Y en Z vormt hij het bestuur van stichting A. A heeft als doelstelling om sociaal-wetenschappelijke kennis toepasbaar te maken binnen de gezondheidszorg. De bestuurders, en andere auteurs, hebben diverse boeken en bijdragen geschreven. De royalty's ter zake van deze werken komen ten goede aan A. De inspecteur is echter van mening dat de bestuursleden de royalty's genieten en legt IB-navorderingsaanslagen op aan de bestuursleden. De bezwaren van Z worden gehonoreerd, maar de bezwaren van X en Y niet. X stelt dat er geen sprake is van een nieuw feit.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur over een nieuw feit beschikt en dus kan navorderen. De rechtbank overweegt daarbij dat het feit dat tot de navorderingsaanslagen heeft geleid, de beoordeling van de belastbaarheid van de royalty's, is opgekomen nadat de (primitieve) IB-aanslagen waren opgelegd. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X niet aannemelijk maakt dat hij zijn auteursrecht op de werken waarvoor de royalty's zijn betaald aan A, op de in de Auteurswet bedoelde wijze, heeft overgedragen aan A. Volgens de rechtbank is het auteursrecht daarom achtergebleven bij X, en heeft hij de royalty's dan ook in fiscale zin genoten. De rechtbank overweegt hierbij dat de interne afspraak (en de keuze om de inkomsten aan A te laten) moet worden gezien als bestedingshandeling. Het feitelijk genieten van de inkomsten (door A) volgt volgens de rechtbank op het fiscale genieten (door X).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 9 december

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen