Hof Den Haag oordeelt dat de prijs waarvoor een pand door de aandeelhouders aan hun bv is verkocht te hoog is. De aandeelhouders moeten zich hiervan bewust zijn geweest waardoor er sprake is van een belaste uitdeling. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Belanghebbende X houdt samen met haar man alle aandelen in X bv. In 2012 verkopen zij aan X bv een perceel met huis voor een bedrag van € 850.000. De fiscus stelt dat deze overdrachtsprijs hoger is dan de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak. Bovendien zouden partijen zich hiervan bewust zijn geweest ten tijde van de overdracht.

Hof Den Haag (V-N 2019/59.1.2) oordeelt, in tegenstelling tot de eerdere rechtbankuitspraak, dat er inderdaad sprake is van een te hoge overdrachtsprijs. Dit wordt onder andere onderbouwd door lagere WOZ-waarderingen en het feit dat de onroerende zaak kort daarop voor een veel lager bedrag te koop wordt aangeboden door X bv. Hierdoor vindt er een vermogensverschuiving plaats van X bv naar X. Partijen moeten zich volgens het hof bewust zijn geweest van deze bevoordeling. Redenen hiervoor zijn de economische crisis die zorgde voor een negatieve marktontwikkeling alsmede het feit dat het X na diverse pogingen en prijsverlagingen niet is gelukt de onroerende zaak privé aan derden te verkopen.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 24 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen