Belanghebbende, X BVBA, is in België gevestigd en verricht diverse werkzaamheden met betrekking tot brandbeveiligingssystemen en sprinklerinstallaties. In de jaren 2010-2012 leggen werknemers van X BVBA, in opdracht van B bv, sprinklerinstallaties aan in Nederland. X factureert € 40 per uur voor de werkzaamheden van haar hoofdmonteurs en € 37 per uur voor een monteur. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur LB-naheffingsaanslagen op aan X BVBA. Volgens de inspecteur stelt X BVBA namelijk werknemers ter beschikking aan B bv, en is X BVBA daarom inhoudingsplichtige voor de Nederlandse loonheffingen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X BVBA inhoudingsplichtige is voor de Nederlandse loonheffingen. Volgens de rechtbank beschikt X BVBA namelijk over een fictieve vaste inrichting in Nederland. De rechtbank overweegt daarbij dat de werkzaamheden door de werknemers van X BVBA worden verricht onder leiding en toezicht van de projectleider van B bv. Tevens acht de rechtbank aannemelijk dat de risico's van de werkzaamheden van X BVBA hebben berust bij B bv. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat B bv materieel moet worden aangemerkt als de werkgever en dat de aan de werknemers betaalde beloningen voor haar rekening en risico zijn gekomen. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden van de 183-dagenregeling, en komt het heffingsrecht over het loon dat betrekking heeft op de in Nederland verrichte werkzaamheden, op grond van het belastingverdrag met België, toe aan Nederland. De rechtbank vermindert uiteindelijk nog wel de naheffingsaanslag 2010.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 18 augustus