Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat de ontvanger op geloofwaardige wijze de ontvangst van de niet-aangetekende brief heeft ontkend, zodat in het midden kan blijven of de brief qua inhoud een melding van betalingsonmacht is.

Mevrouw X is als (middellijk) bestuurder aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven loonheffing van A bv. Op 28 augustus 2006 is namens A bv een brief naar de Belastingdienst gestuurd, die daar mogelijk in het ongerede is geraakt. In de brief staat dat A bv zojuist diverse loonaangiften digitaal heeft ingediend. Voorts wordt opgemerkt dat de aanvraag van haar fiscale nummer lang heeft geduurd en dat zij mede daarom niet in staat is de thans verschuldigde loonheffing te betalen. A bv verzoekt in de brief tot slot om de loonheffing te mogen verrekenen met verwachte btw-teruggaven. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de brief te algemeen is geformuleerd en dat deze dus geen rechtsgeldige melding van betalingsonmacht is. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat redelijkerwijs niet gezegd kan worden dat met de brief een melding van betalingsonmacht is gedaan, temeer niet omdat de brief gewag maakt van een mogelijkheid de in geding zijnde schuld te betalen via verrekening met reële BTW-teruggaven. Als het daadwerkelijk de bedoeling van A bv was de loonheffing met deze teruggaven te voldoen, dan had zij de teruggaven ook direct voor dat doel moeten aanwenden. De Hoge Raad oordeelt dat de brief van A bv blijk geeft van liquiditeitsproblemen, zodat de uitspraak van het hof mogelijk getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Dit is het geval als het hof ervan is uitgegaan dat de melding van tijdelijke betalingsonmacht niet is aan te merken als een mededeling dat A bv niet in staat is tot betaling van de loonheffing (zie HR 13 juli 1994, nr. 28997, BNB 1995/201). Als het hof wel is uitgegaan van een juiste rechtsopvatting, dan is zijn oordeel zonder nadere motivering onbegrijpelijk. Volgt verwijzing. Hof Amsterdam oordeelt dat de ontvanger op geloofwaardige wijze de ontvangst van de niet-aangetekende brief heeft ontkend, zodat in het midden kan blijven of de brief qua inhoud een melding van betalingsonmacht is. Aangezien ook anderszins niet is gebleken dat X melding heeft gemaakt van de betalingsonmacht, heeft dit tot gevolg dat X niet kan worden toegelaten tot weerlegging van het vermoeden dat het niet betalen van loonheffing is te wijten aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van haar kant. Het hoger beroep van X is ook voor het overige ongegrond.

 

Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 22 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen