De heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland legt aan X met dagtekening 31 december 2010 een aanslag forensenbelasting op over het jaar 2007. X stelt de aanslag op 5 januari 2011 te hebben ontvangen. In geschil is of de aanslag binnen de driejaarstermijn van art. 11 lid 3 AWR is opgelegd. De gemeente legt uit dat de aanslag onderdeel was van een klein kohier en dat de gemeente daarom de aanslag, in plaats van deze via een printbureau te verzenden, zelf in huis heeft afgehandeld. Uit de computerbestanden heeft de heffingsambtenaar weten te achterhalen dat de aanslag op 27 december 2010 om 16.06 uur is geprint als onderdeel van een twintigtal aanslagen forensenbelasting. De heffingsambtenaar geeft aan dat het gebruikelijk is dat zelf geprinte aanslagen na het printen onmiddellijk in een envelop worden gestopt en vervolgens naar de gemeentelijke postkamer worden gebracht. Omdat de post op dat tijdstip (later dan 16.06 uur) niet meer met de overige post meekon, is deze blijven liggen tot 28 december 2010 om op die dag door TNT bij de gemeente te worden opgehaald.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de heffingsambtenaar op geen enkele wijze erin is geslaagd feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waaruit volgt dat de aanslag nog in 2010 is verzonden. Het hof verwijst in dit verband naar zijn uitspraken van 19 maart 2010, 09/00025, V-N 2011/16.22.4 en 27 mei 2011, 10/00467, V-N 2011/44.6. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond en vernietigt de aanslag.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11-3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 22 maart