Hof Amsterdam oordeelt dat X over het vermogen van C kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen. De inspecteur heeft het vermogen dan ook terecht tot de box 3-bezittingen van X gerekend.

B nv richt in 2001 stichting C op. C is op Curaçao gevestigd als een Stichting Particulier Fonds (SPF). Belanghebbende, X, schenkt eind 2001 een deel van zijn vermogen aan C. Medio 2002 richt B nv stichting E op. E is ook op Curaçao gevestigd. X zit in het bestuur van E, dat de oprichtersrechten in C houdt. In zijn IB-aangifte 2004 maakt X geen gewag van het vermogen van C. De vraag in het aangiftebiljet "Bent u betrokken bij een trustvermogen of een ander doelvermogen naar buitenlands recht?" heeft X niet beantwoord. De inspecteur corrigeert de aangifte van X. Hij is van mening dat het vermogen van C tot de rendementsgrondslag van X behoort. X stelt echter dat hij niet over het vermogen van C kan beschikken.

Hof Amsterdam oordeelt dat de vraag in de IB-aangifte over de betrokkenheid bij een trust niet in strijd is met de privacywetgeving. Volgens het hof kan de betrokkenheid bij een trust namelijk van belang zijn voor de belastingheffing. Nu X betrokken was bij C, had hij dit volgens het hof in zijn aangifte moeten aangeven. Vervolgens stelt het hof vast dat – ongeacht hoe een en ander juridisch is vormgegeven – X er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij niet over het vermogen van C kon beschikken als ware het zijn eigen vermogen. De inspecteur heeft het vermogen dan ook terecht tot de box 3-bezittingen van X gerekend.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 26 november

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen