X bv koopt in 2011 vijf gebruikte btw-auto's in Duitsland. Haar BPM-aangiften zijn gebaseerd op koerslijsten voor btw-auto's en de 12%-regeling. In bezwaar bestrijdt X bv met succes de toepassing van de 12% regeling en ontvangt terugbetalingen. Thans is primair in geschil of de BPM moet worden bepaald aan de hand van de inkoopwaarde auto als margeauto voor een handelaar, zoals X bv bepleit, of aan de hand van de inkoopwaarde als BTW-auto. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat door gebruik te maken van de koerslijst voor BTW-auto's de aangiften te hoog zijn. X bv moet namelijk zelf een juiste aangifte doen en moet dus ook bewijzen dat teveel BPM is voldaan. X bv heeft bij de aangiften slechts een koerslijst voor BTW-auto's overgelegd. Bovendien maakt zij niet aannemelijk dat de auto's die de basis vormen voor de koerslijst voor margeauto's qua kenmerken beter vergelijkbaar zijn met de onderhavige auto's dan de auto's die de basis vormen voor de koerslijst voor BTW-auto's. De inspecteur had echter wel rente moeten vergoeden over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die van de betaling van de onverschuldigde BPM en eindigt op de dag waarop de BPM is terugbetaald. Het beroep van X bv is in zoverre gegrond. Vanwege het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X bv voor alle zaken één totale immateriële schadevergoeding van € 500.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 16 februari