Hof Arnhem-Leeuwarden komt tot een ander oordeel dan Rechtbank Overijssel op het punt van de toeristenbelasting voor langdurig aan arbeidsmigranten verhuurde chalets. Anders dan partijen en de rechtbank oordeelt het hof dat de bewijslast dat de vrijstelling geldt ligt bij X en dat hij niet aan deze bewijslast heeft voldaan. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, is eigenaar van een aantal chalets op een buitenplaats in de gemeente Ommen. X verhuurt deze woningen aan arbeidsmigranten. Een aantal van hen staat ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente. Voor personen die niet staan ingeschreven, legt de gemeente aan X de thans in geschil zijnde aanslagen toeristenbelasting op. Rechtbank Overijssel oordeelt dat deze categorie arbeidsmigranten belastingplichtig is voor de forensenbelasting. Omdat volgens de Verordening toeristenbelasting de heffing van forensenbelasting voorgaat op de heffing van toeristenbelasting, is de aanslag toeristenbelasting ten onrechte opgelegd aan deze huurders die 90 dagen of meer een chalet huren.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2019/1114) komt tot een ander oordeel dan Rechtbank Overijssel op het punt van de toeristenbelasting voor langdurig aan arbeidsmigranten verhuurde chalets. Er geldt een vrijstelling van toeristenbelasting voor verblijf waarover forensenbelasting is verschuldigd. Het hof komt tot de conclusie dat deze vrijstelling hier niet van toepassing is. Anders dan partijen en de rechtbank gaat het hof er vanuit dat het aan X is die zich op de vrijstelling beroept om aannemelijk te maken dat deze vrijstelling van toepassing is. Het hof heeft deze conclusie aan partijen meegedeeld in een tussenuitspraak. X heeft na deze tussenuitspraak echter geen nadere gegevens verstrekt op grond waarvan kan worden beoordeeld waar de huurders van haar stacaravans hun hoofdverblijf hebben en dus kan ook niet worden beoordeeld of deze huurders belastingplichtig zijn voor de forensenbelasting. Het hof verklaart daarom in de onderhavige uitspraak het hoger beroep van de heffingsambtenaar gegrond en verklaart het beroep in eerste aanleg alsnog ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 224

Informatiesoort: VN Vandaag

3