Belanghebbende, X, is het niet eens met de WOZ-waarden van twee van haar kantoorpanden die zijn gelegen in de gemeente Maastricht.
Rechtbank Limburg acht het bezwaar dat gericht is tegen de WOZ-beschikking voor het pand 72a ontvankelijk hoewel dit pand niet wordt genoemd in het pro forma bezwaarschrift. Pas in de aanvulling van het bezwaarschrift, dat buiten de wettelijke bezwaartermijn is binnengekomen, wordt behalve pand nr. 74 ook nr. 72a genoemd. X stelt dat het aanslagbedrag dat in het pro forma bezwaarschrift wordt genoemd, betrekking heeft op beide panden. Verder geeft zij aan dat in het pro forma bezwaar het subjectnummer van X is vermeld evenals het aanslagnummer dat betrekking heeft op beide panden. Verder is er volgens X in feite sprake van één samenhangend kantoorpand dat door X en haar personeel doorgaans wordt aangeduid als nr. 74. De rechtbank acht het voorgaande voldoende om ook het bezwaar tegen nr. 72a ontvankelijk te achten. De rechtbank verklaart vervolgens de beroepen tegen beide panden gegrond. Voor nr. 72a heeft de heffingsambtenaar, die overigens geen verweerschrift heeft ingezonden en zonder kennisgeving niet op de zitting is verschenen, zich akkoord verklaard met de door X voorgestane waarde. Voor nr. 74 heeft de gemeente enkel een e-mail verzonden naar X met daarin een zevental vergelijkingsobjecten. De rechtbank, die de e-mail niet rechtstreeks van de gemeente maar via X heeft ontvangen, acht deze informatie zonder verdere toelichting ontoereikend. De berekening die een door X ingeschakelde deskundige heeft gemaakt, acht de rechtbank wel voldoende. Op grond van het voorgaande dienen de WOZ-waarden van beide panden verlaagd te worden naar de door X bepleite waarden.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Algemene wet bestuursrecht 6:4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Limburg
Editie: 8 augustus