Belanghebbende, X, is ook na zijn echtscheiding voor de onverdeelde helft eigenaar van een woning in de gemeente Ede. Andere eigenaar is zijn ex-echtgenote die vanaf de echtscheiding tot september 2009 in de woning is blijven wonen. X woont elders. In tegenstelling tot X is de ex-echtenote op 1 januari 2010 woonachtig in de gemeente. In geschil is of de gemeente Ede de aanslagen OZB en rioolheffing over het jaar 2010 terecht heeft opgelegd aan X.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de ex-echtgenote ook na de scheiding van X nog voor de helft eigenaar is van de woning. Bij gerechtelijke uitspraken is de ex-echtgenote door de civiele rechter veroordeeld om mee te werken aan de overdracht van haar onverdeelde aandeel in de eigendom van de woning en is X op grond van art. 3:174 BW gemachtigd om namens de ex-echtgenote de gemeenschappelijk woning te gelde te maken en op deze wijze de onverdeeldheid te beëindigen. Deze gerechtelijke uitspraken hebben echter niet tot gevolg, aldus het hof, dat de ex-echtgenote zodanig in haar (evenredige) genot van de woning wordt beperkt dat zij voor de onroerendezaakbelasting en rioolheffing niet langer kan worden aangemerkt als genothebbende krachtens eigendom. In dit verband hecht het hof mede betekenis aan het feit dat de ex-echtgenote naar evenredigheid van haar aandeel in de verkoopopbrengst van de woning heeft gedeeld. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld is voor het genot van een onroerende zaak niet nodig dat de zaak door de genothebbende wordt gebruikt. Nu de ex-echtgenote kan worden aangemerkt als genothebbende, is niet langer in geschil dat de aanslagen OZB en rioolheffing krachtens de beleidsregels van de gemeente Ede opgelegd hadden moeten worden aan de ex-echtgenote in plaats van aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228a

Gemeentewet 220