Belanghebbende, X, is eigenaar van een varkenshouderij in de gemeente Oost Gelre. De gemachtigde maakt namens X met succes bezwaar tegen de WOZ-waarde. De heffingsambtenaar matigt de bezwaarkostenvergoeding omdat het bewaar van X zou samenhangen met twee bezwaren ingediend door dezelfde gemachtigde tegen andere varkenshouderijen in eigendom van andere belastingplichtigen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat drie WOZ-zaken over drie verschillende varkenshouderijen geen samenhangende zaken zijn. De ingediende pro forma bezwaarschriften zijn weliswaar vrijwel gelijkluidend en het betreft in alle drie de zaken varkenshouderijen, maar dit betekent niet dat de werkzaamheden van de gemachtigde nagenoeg identiek waren. De objectkenmerken van de objecten waren namelijk zeer verschillend en de waardes liepen daardoor ook flink uiteen. Aannemelijk is dat de gemachtigde bij de inschatting of het pro forma bezwaar zou worden doorgezet, per object heeft moeten beoordelen of de vastgestelde waarde klopte of niet. De werkzaamheden waren daardoor niet nagenoeg identiek (vgl. Hoge Raad 18 maart 2016, V-N 2016/17.4). De rechtbank weegt daarbij dus niet alleen de pro forma bezwaarschriften mee, maar ook de motiveringen van de bezwaren, die meer verschillen en die zijn opgesteld na ontvangst van de taxatieverslagen (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 januari 2017, V-N 2017/19.10.9). De rechtbank verhoogt de bezwaarkostenvergoeding.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Besluit proceskosten bestuursrecht 3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 19 oktober