Hof Amsterdam oordeelt dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing is op de verkrijging van het aandeel in een woning bij de juridische fusie tussen X bv en Q bv. X bv maakt aannemelijk dat de fusie hoofdzakelijk plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen.

A houdt de aandelen in belanghebbende, X bv, en in Q bv. De activiteiten van de bv’s bestaan uit het uitvoeren van een pensioenregeling voor A en bezigheden gelieerd aan musicals, respectievelijk het uitvoeren van een pensioenregeling voor A als nabestaande. Verder bezitten X bv en Q bv gezamenlijk een woning. De activa van Q bv bestaan naast de woning nagenoeg geheel uit vorderingen en liquide middelen. X bv bezit ook bijna alleen maar vorderingen en liquide middelen, maar bezit ook nog een andere onroerende zaak. Verder worden er inkomsten genoten uit intellectuele eigendomsrechten. Medio 2016 vindt er een juridische fusie plaats, waarbij Q bv de verdwijnende vennootschap is en X bv de verkrijgende. In verband met de verkrijging van het eigendom van de andere helft van de woning, voldoet X bv € 3000 aan overdrachtsbelasting. X stelt echter dat geen overdrachtsbelasting is verschuldigd, omdat de juridische fusie hoofdzakelijk plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen. De inspecteur is het daar niet mee eens.

Hof Amsterdam oordeelt dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing is op de verkrijging van het aandeel in de woning bij de juridische fusie tussen X bv en Q bv. Volgens het hof maakt X bv aannemelijk dat de fusie hoofdzakelijk plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen. Het hof overweegt daarbij dat beide vennootschappen zich, voorafgaand aan de fusie, bezig hielden met de uitvoering van een pensioenregeling. Hierbij hebben ze ook beide vermogen belegd in onroerende zaken, vorderingen en liquide middelen. Verder merkt het hof nog op dat er ook sprake is van een ‘zekere substance’, aangezien inkomsten worden genoten uit intellectuele eigendomsrechten. Ten aanzien van de zakelijkheid wijst het hof er op dat sprake is van een aanzienlijke kostenbesparing. Dat de synergie-effecten niet spectaculair zijn, acht het hof niet van belang, aangezien X bv en Q bv slechts beperkte activiteiten verrichten. Ook wijst het hof er nog op dat het eenmalig behaalde voordeel van € 3000 ten opzichte van de andere voordelen beperkt is. X bv heeft recht op een teruggaaf van € 3000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 5bis

Wet op belastingen van rechtsverkeer 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 30 juli

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen