Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat zowel de heffingsambtenaar als X de door hen bepleite waarde met vergelijkingsobjecten aannemelijk maken.

X is eigenaar/gebruiker van een rond 1966 gebouwde twee-onder-één-kapwoning. In geschil is de WOZ-beschikking van € 273.000 voor 2019, naar de peildatum 1 januari 2018. Volgens Rechtbank Limburg heeft de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog vastgesteld. X verdedigt in hoger beroep wederom een waarde van € 220.000.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat niet kan worden volstaan met een beoordeling van de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde en de rechtbank had dus ook de door X verdedigde waarde moeten toetsen. Zowel de heffingsambtenaar als X maken de door hen bepleite waarde met vergelijkingsobjecten aannemelijk. Uit de jurisprudentie volgt dat in een dergelijke situatie de rechter de waarde in goede justitie moet vaststellen (zie HR 14 oktober 2005, 40.299, V-N 2005/54.23). Hetgeen geschiedt door de vaststelling op € 250.000. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 30 juli

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen