De civiele kamer van Rechtbank Den Haag oordeelt dat de adviseur van X zijn boekhouder is die ook de belastingaangiften doet. Hij hoefde X dan ook niet proactief te adviseren over zijn doen en laten met betrekking tot de verhuur van het pand.

X drijft een onderneming die bestaat uit de verpachting van een pand als restaurant. Omdat hij het per 1 januari 2011 aan een bv wil verhuren, wordt de verpachting per 15 november 2010 beëindigd. Op 7 november 2010 sluit X een overeenkomst met de bv. De adviseur van X verzoekt de Belastingdienst vervolgens om, in het kader van vaststelling van de stakingswinst, een taxatie per 1 januari 2011 uit te voeren. Tussen X en de adviseur ontstaat vervolgens een geschil. X is van mening dat hij schade heeft geleden doordat de adviseur hem er niet op heeft gewezen dat hij de huurovereenkomst pas na het staken van de onderneming had moeten tekenen. Dan zou de Belastingdienst rekening hebben moeten houden met de waarde van het pand in onverhuurde staat. De adviseur stelt dat hij slechts de boekhouding en de belastingaangiften van X doet en niet zijn accountant en fiscalist is.

De civiele kamer van Rechtbank Den Haag oordeelt dat de adviseur van X zijn boekhouder is die ook de belastingaangiften doet. Hij is niet de accountant en fiscalist van X. De adviseur hoefde X dan ook niet proactief te adviseren over zijn doen en laten met betrekking tot de verhuur van het pand. Daarnaast wijst de rechtbank er op dat de waardering sowieso in verhuurde staat moet plaatsvinden, omdat X op de stakingsdatum al wist dat hij het pand zou gaan verhuren. De rechtbank wijst de vordering van X af.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Verbintenissenrecht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 13 september

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen