Hof Amsterdam handhaaft de aan erfgenaam X in verband met een verzwegen KB-Luxtegoed opgelegde vergrijpboeten. Er is sprake van opzet bij X. De aan X toe te rekenen belastingschuld komt niet in mindering op diens rendementsgrondslag. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, is samen met zijn twee zussen, gerechtigd tot de bankrekening die hun in de jaren 1998 en 1992 overleden ouders bij de KB-Luxbank hebben aangehouden. De inspecteur legt aan X navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 2007 en 2008 op met vergrijpboetes van (na bezwaar) 50%. In de beroepsfase worden de navorderingsaanslagen gehandhaafd maar de boeten worden vernietigd. De inspecteur komt daarom in hoger beroep. X stelt incidenteel hoger beroep in. Hij wil het aan hem toe te rekenen deel van de belastingschuld in mindering brengen op de rendementsgrondslag.

Volgens Hof Amsterdam (MK IV, 16 november 2017, 16/00336 en 16/00337, V-N Vandaag 2017/2969) is de inspecteur erin geslaagd te bewijzen dat X reeds vanaf het jaar 2002 op de hoogte was van het bestaan van de in Luxemburg bij de KB-Luxbank aangehouden tegoeden. Er is sprake van opzet bij X door zijn deel van de tegoeden niet aan te geven. De boeten van 50% zijn passend en geboden. Verder beslist het hof dat het niet mogelijk is om het aan X toe te rekenen deel van de belastingschuld (die is opgebouwd uit verschuldigde inkomsten- en vermogensbelasting van erflaters) in mindering te brengen op de rendementsgrondslag van box 3.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen