Hof Amsterdam oordeelt dat X pas ruim anderhalf jaar na het faillissement van de café-exploitant in zijn herziene IB-aangifte over 2011 voor het eerst bij de Belastingdienst melding heeft gemaakt van de commanditaire vennootschap.
X is stamgast van een café. De exploitant van het café raakt vanaf 2007 in de financiële problemen. X en een andere stamgast lenen geld uit aan de exploitant. X gaat in 2011 een ‘contract commanditaire vennootschap’ met hem aan, waarbij X als commanditaire vennoot wordt geduid. Kort daarop gaat de exploitant failliet. In geschil is of X in zijn IB-aangifte over 2015 terecht een ondernemingsverlies van € 568.876 claimt. Volgens Rechtbank Noord-Holland hebben X en de exploitant nooit de bedoeling gehad om een commanditaire vennootschap aan te gaan, zodat sprake is van een schijnhandeling. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat X pas ruim anderhalf jaar na het faillissement in zijn herziene IB-aangifte over 2011 voor het eerst bij de Belastingdienst melding heeft gemaakt van de commanditaire vennootschap. X stelt ook vergeefs dat zijn gemachtigde een fout in de eerste aangifte over 2011 heeft gemaakt. De gemachtigde is namelijk een zeer ervaren fiscaal adviseur die de aangiften al 40 jaar voor X verzorgt en op de hoogte was van de ondertekening van de CV-overeenkomst. De ondertekening van de overeenkomst heeft geen commanditaire vennootschap tot stand gebracht omdat sprake is van een schijnhandeling. De op de totstandkoming van een overeenkomst gerichte wilsovereenstemming ontbreekt. De inspecteur heeft terecht geen verliesvaststellingsbeschikking genomen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 23 mei
Carrousel: Carrousel