Mevrouw van Putten, de heer Mook en mevrouw Frank zijn inwoners van Nederland. Aan alle drie is een bpm-naheffingsaanslag opgelegd, aangezien ze een korte privé-rit maakten in een gratis geleende auto. Van Putten en Mook hebben de Nederlandse nationaliteit en reden in een auto met een Belgische, respectievelijk een Duitse kentekenplaat. Frank heeft de Duitse nationaliteit en reed in een auto met een Duits kenteken. Van Putten en Frank reden op de Nederlandse weg. Mook reisde heen en weer tussen Nederland en Duitsland. De Hoge Raad (12 november 2010, nr. 08/04259, V-N 2010/58.23; nr. 08/04991, V-N 2010/58.24; nr. 09/01693, V-N 2010/58.25) wil van het Hof van Justitie EU weten of gelet op art. 18 EG-verdrag (thans art. 21 WVEU) sprake is van door het gemeenschapsrecht beheerste situaties.
Advocaat-Generaal HVJ EU Kokott is van mening dat Nederland door deze bpm-naheffing het beginsel van vrij verkeer van kapitaal of anders het recht van vrij verkeer schendt. Het zijn volgens de A-G overduidelijk geen zuiver interne (kapitaal)situaties, aangezien het alleen buitenlandse personenauto's treft en het recht van vrij verkeer moet juist ook grensoverschrijdende sociale betrekkingen beschermen. Het vermoeden van belastingontwijking mag volgens de A-G niet worden gebruikt als een personenauto om niet is uitgeleend.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)