Vof X handelt onder meer in schoenen en computers. Zij koopt de goederen in Nederland en Duitsland en verkoopt deze door aan Italiaanse bedrijven (zogenaamde "ploffers"). In geschil is of vof X in 1999 en 2000 terecht het nultarief heeft toegepast en of terecht aftrek van voorbelasting c.q. teruggaaf is geclaimd ter zake van intracommunautaire "nummerverwervingen". De inspecteur heeft in verband met carrouselfraude in Italië naheffingsaanslagen en een vergrijpboete aan vof X opgelegd. Rechtbank Haarlem oordeelt dat X op de hoogte was althans had behoren te zijn van de fraude. Hof Amsterdam oordeelt echter dat het verscheidene malen heffen van btw zonder recht op aftrek neerkomt op met boetes vergelijkbare sancties waarvoor de Wet OB 1968 en de Zesde richtlijn geen basis bieden. Hoewel het betrokkenen zal ontmoedigen deel te nemen aan fraude, is een afwijking van de normale btw-heffing in casu niet gerechtvaardigd. De fraude heeft namelijk alleen in Italië plaatsgevonden en vof X heeft steeds de juiste informatie aan de Nederlandse Belastingdienst verstrekt, zowel wat betreft de identiteit van haar afnemers als wat betreft het vervoer van de goederen, en dat zij ook anderszins nimmer een verkeerde voorstelling heeft gegeven omtrent de in geding zijnde transacties. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.
Advocaat-Generaal Van Hilten is van mening dat het nultarief bij de onderhavige reële intracommunautaire leveringen slechts geweigerd kan worden als vof X zelf heeft gefraudeerd. Zij heeft recht op het nultarief, omdat zij de aanspraak op toepassing daarvan voldoende heeft aangetoond. De nummerverwervingen zien op goederen die vof X in Duitsland koopt en rechtstreeks worden vervoerd naar Italië. Zij verricht deze aankopen onder haar Nederlandse btw-identificatienummer en is dus in Nederland btw verschuldigd ter zake van deze intracommunautaire verwervingen. De aldus verschuldigde (voldane) btw komt volgens de A-G pas voor teruggaaf in aanmerking als in Italië ter zake van de verwerving btw is ‘geheven'. De Staatssecretaris stelt hierbij volgens de A-G ten onrechte de eis dat deze btw ook daadwerkelijk moet zijn betaald. Het kan voorts in het midden blijven of vof X actief heeft meegedaan met de fraude.