
De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur de foutenleer terecht heeft toegepast. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de HIR niet de v.i. betreft. Bij de winstberekening van de v.i. vindt afschrijving dan plaats op de aanschaffingsprijs van het bedrijfsmiddel, dus vóór afboeking van de HIR.
Belanghebbende, X BV, heeft een VI in België. In 1999 verkoopt zij een huurrecht ter zake van een in Nederland gevestigde supermarkt en in 2003 verkrijgt zij het gebruiksrecht op een woning in België, waarbij de gevormde HIR wordt afgeboekt. Ter zake van deze twee transacties sluiten X BV en de inspecteur een VSO. In haar VPB-aangiften neemt X BV een (te hoge) vrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten in aanmerking. De inspecteur corrigeert dit met behulp van de foutenleer voor het jaar 2013. X BV is het hier niet mee eens. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de foutenleer kan toepassen op fouten in de waardering van vermogensbestanddelen op een balans die wordt opgesteld ter bepaling van de vrij te stellen (buitenlandse) VI-winst. X BV gaat in (sprong)cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur de foutenleer terecht heeft toegepast. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de HIR niet de VI betreft. Bij de winstberekening van de VI vindt afschrijving dan plaats op de aanschaffingsprijs van het bedrijfsmiddel, dus vóór afboeking van de HIR. X BV heeft echter de HIR ook afgeboekt voor de bepaling van de vrij te stellen winst van de VI. Daardoor heeft steeds een te lage afschrijving plaatsgevonden en is de winst van de VI te hoog vastgesteld en is dus een te hoge vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting verleend. De in Nederland belastbare winst is daardoor te laag vastgesteld. Door de te lage afschrijvingen bij de winstbepaling van de VI is de boekwinst die X BV in 1999 heeft behaald met de vervreemding van het huurrecht ten onrechte buiten haar totale winst gebleven. De Hoge Raad verwerpt verder ook de stelling van X BV dat een en ander gecorrigeerd had moeten worden door middel van het opleggen van navorderingsaanslagen. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht
Editie: 10 juni
Informatiesoort: VN Vandaag