Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de keuze om het gehele jaar als fiscaal partner te worden aangemerkt niet kan worden gewijzigd nadat de aanslag onherroepelijk vaststaat. Het verzoek om ambtshalve vermindering is terecht afgewezen.
Erflater overlijdt in 2021 en X is de enige erfgenaam. Op 15 april 2022 zijn namens erflater en X aangiften IB/PVV 2021 ingediend, waarbij is gekozen om voor het gehele jaar als fiscaal partner te worden aangemerkt. De gezamenlijke grondslag uit sparen en beleggen is volledig bij erflater in aanmerking genomen. De inspecteur legt definitieve aanslagen IB/PVV 2021 op overeenkomstig de ingediende aangiften. Op 4 januari 2023 ontvangt de inspecteur herziene aangiften, waarin de keuze voor fiscaal partnerschap en de onderlinge verhouding van de gezamenlijke grondslag uit sparen en beleggen zijn gewijzigd. De inspecteur wijst het verzoek om ambtshalve vermindering af. X stelt beroep in tegen deze afwijzing.
In geschil is of de aanvankelijk gekozen onderlinge verhouding met betrekking tot de gezamenlijke grondslag uit sparen en beleggen en de keuze om voor het gehele jaar als fiscaal partner te worden aangemerkt, kunnen worden gewijzigd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de onderlinge verhouding van de gezamenlijke grondslag uit sparen en beleggen en de keuze om het gehele jaar als fiscaal partner te worden aangemerkt niet kunnen worden gewijzigd nadat de aanslagen onherroepelijk vaststaan. De rechtbank verwerpt het beroep van X en bevestigt dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 5a
Wet inkomstenbelasting 2001 2.17
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 10 juni
Informatiesoort: VN Vandaag