Belanghebbende, X, is dga van een holding met twee werkmaatschappijen (D bv en E bv). X heeft in 2006 tot de datum waarop E bv failliet is verklaard voor E bv gewerkt en daarna voor D bv. D bv is in 2009 ontbonden. X werkt verder fulltime als kok bij een hotel. X dient over 2006 geen aangifte IB in. Pas nadat de inspecteur hem ambtshalve een aanslag heeft opgelegd, waarbij het loon van X is verhoogd met een gebruikelijk loon van € 39.000, dient X in de bezwaarfase een aangifte in.
Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat X dga niet de vereiste aangifte heeft gedaan, zodat de inspecteur bevoegd is ambtshalve een aanslag op te leggen naar een inkomen dat gebaseerd is op een redelijke schatting. Tot het inkomen behoort ook een gebruikelijk loon van € 39.000. X maakt niet aannemelijk dat het gebruikelijk loon lager ligt in verband met een kortere looptijd van de fictieve dienstbetrekkingen bij D bv en E bv, dan wel een parttime-factor. De twee fictieve dienstbetrekkingen vormen samen een volledige dienstbetrekking, aldus het hof. Dat X daarnaast als kok werkt, doet hieraan niet af. Ten overvloede wijst het hof erop dat de feiten erop wijzen dat het door X feitelijk genoten loon circa € 50.000 bedraagt. De inspecteur vermindert het gebruikelijk loon nog wel met het bedrag dat X bij D bv heeft genoten aan loon (€ 6.293). In zoverre is het beroep van X gegrond.
Lees ook het thema over Gebruikelijk loon en verzekeringsplicht DGA.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 12a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 26 april