De Hoge Raad oordeelt dat nu de ondernemer tot het faillissement enkel vrijgestelde prestaties verrichtte, de omzetbelasting die de faillissementscurator in rekening brengt voor zijn vereffeningswerkzaamheden niet als voorbelasting aftrekbaar is.  

Belanghebbende, X, drijft een tandartsenpraktijk. Op 15 december 2009 wordt X door de rechtbank failliet verklaard. De curator die belast is met de vereffening van de boedel verzoekt de Belastingdienst om teruggaaf van omzetbelasting voor een bedrag van € 13.100. Dit is het bedrag aan omzetbelasting dat drukt op de kosten die de curator heeft gemaakt in het kader van zijn werkzaamheden. De Hoge Raad oordeelt dat nu ondernemer X tot het faillissement enkel vrijgestelde prestaties verrichtte, de omzetbelasting die de faillissementscurator in rekening brengt voor zijn vereffeningswerkzaamheden niet als voorbelasting aftrekbaar is. De Hoge Raad verwerpt het standpunt van X dat de belaste prestaties van de curator ten behoeve van X moeten worden toegerekend aan X, waardoor er alsnog recht op aftrek zou ontstaan. Voor zover het middel betoogt dat het hof in overweging 5.3 van zijn uitspraak kennelijk ervan is uitgegaan dat door of namens X tijdens het faillissement geen vrijgestelde handelingen van tandarts maar wel andere, belaste handelingen zijn verricht, berust het middel op een onjuiste lezing van de hofuitspraak. Nu X voor het hof niet heeft aangevoerd dat de door de curator uitgevoerde werkzaamheden zijn verricht met het oog op belaste prestaties van X zelf, heeft het hof terecht geconcludeerd dat X niet heeft aangetoond dat zij belaste handelingen heeft verricht waarvoor zij de diensten van de curator heeft gebruikt. Het hof heeft X terecht vooraftrek onthouden.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Wet op de omzetbelasting 1968 11-1-g

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 22 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen