X exploiteert een landbouwbedrijf. In 2000 brengt hij zijn onderneming in een bv in. De landbouwgronden en de bedrijfsgebouwen worden niet in de bv ingebracht. De gronden en de bedrijfsgebouwen worden ter beschikking gesteld aan de bv. Eind 2007 verkoopt X zijn boerderij met ruim 25 ha. grond. Ten aanzien van de overgebleven ruim 17 ha. grond sluiten X en de bv in 2008 een schriftelijke pachtovereenkomst. In zijn IB-aangifte 2008 waardeert X de gronden af naar de bedrijfswaarde (de waarde in verpachte staat). De inspecteur vindt dat er geen plaats is voor de afwaardering.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat er sprake is van een vermogensverlies op de gronden dat voor afwaardering in aanmerking komt. De rechtbank overweegt daarbij dat de gronden al minimaal 7 jaren aan de bv ter beschikking zijn gesteld, zodat er al sprake is van een pachtovereenkomst ten aanzien van deze gronden. Verder overweegt de rechtbank dat zowel de eerste (stilzwijgende) als de tweede (schriftelijke) pachtovereenkomst hun oorzaak vinden in en beheerst worden door de aandeelhoudersrelatie tussen X en de bv. Ook acht de rechtbank het niet aannemelijk dat X beide pachtovereenkomsten met een willekeurige derde zou hebben gesloten zonder enige compensatie te bedingen voor het door hem gestelde vermogensverlies. De rechtbank is dan ook van mening dat er geen sprake is van zakelijke overeenkomsten. Ook merkt de rechtbank nog op dat de gesloten overeenkomsten steeds op ieder willekeurig moment kunnen worden teruggedraaid.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 23 mei