Belanghebbende, X, en zijn vrouw, Y, laten in 2005 een woon-bedrijfspand bouwen. Het pand wordt verhuurd aan de bv van X. X verzoekt om teruggaaf van de volledige btw. De inspecteur honoreert dit verzoek. In 2011 constateert de inspecteur dat X geen btw over het privégebruik heeft voldaan en legt uiteindelijk btw-naheffingsaanslagen op aan X. De inspecteur gaat daarbij uit van een privégebruik van minimaal 90%.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de verhuur van het pand is vrijgesteld van btw-heffing. Volgens de rechtbank hebben X en de bv namelijk geen schriftelijke huurovereenkomst gesloten waarin de optie voor belaste verhuur is vastgelegd. Ook hebben zij volgens de rechtbank geen verzoek om belaste verhuur ingediend. De rechtbank overweegt vervolgens dat Y ook voor 50% mede-eigenaar van het pand is, zodat de herzieningsregeling slechts van toepassing is op de door X als ondernemer in aftrek gebrachte btw (50%). Volgens de rechtbank is daarbij niet van belang dat X in 2005 ten onrechte aftrek heeft genoten met betrekking tot het gehele pand. De rechtbank stelt de jaarlijkse herziening vervolgens vast op 50% van 1/10e deel van de in aftrek gebrachte btw. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslagen.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 4
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 11