Belanghebbende, X bv, is 50% aandeelhouder van E bv. Medio 2005 stelt X bv € 100.000 ter beschikking aan E bv. Deze geldverstrekking is achtergesteld en heeft geen einddatum. De rente is 7,5% per jaar. Als zekerheid is een tweede pandrecht gevestigd op alle activa. Het eerste pandrecht berust bij de banken. Eind 2009 stelt X bv € 58.750 ter beschikking aan G nv. G nv is een 100% dochter van E bv. Ook deze geldverstrekking is achtergesteld en heeft geen einddatum. De rente is 7% per jaar. Er zijn geen zekerheden gesteld. In 2012 gaat G nv failliet. In 2015 gaat de E-groep failliet. In geschil is of X bv haar vorderingen op E bv en G nv in 2010 kan afwaarderen tot nihil. Volgens Rechtbank Gelderland heeft de inspecteur de VPB-aangifte van X bv terecht op dit punt gecorrigeerd. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK II, 6 oktober 2015, 14/01259, V-N 2015/65.1.1) oordeelt dat niet aannemelijk is dat een onafhankelijke derde bereid zou zijn een dergelijk debiteurenrisico – waarbij elke waarborg voor terugbetaling ontbreekt – te aanvaarden zonder een zodanig hoge rente te bedingen dat deze rente feitelijk winstdelend zou zijn. De geldverstrekkingen zijn dus niet zakelijk. De afwaarderingen zijn terecht gecorrigeerd. X bv stelt vergeefs dat er 'zakelijke' beleggingsproducten zijn waarbij belegd wordt in achtergestelde leningen of leningen zonder aflossingsdatum ('perpetuals') zonder zekerheden. Dergelijke instellingen beschikken namelijk over een bankvergunning en staan onder toezicht van AFM en DNB, zodat zij een heel ander risico-profiel hebben. Het beroep van X bv is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook de thema's De onzakelijke lening en Eigen vermogen versus vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 9 december