Rechtbank Den Haag oordeelt dat de totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek van € 13.852 moet worden verdeeld over de beide vennoten zodat de heer X2 recht heeft op een KIA van € 6926. Zijn medevennoot heeft daar dus eveneens recht op.

De heer X2 vormt samen met de heer X1 een vennootschap onder firma (vof). Beiden zijn voor de helft gerechtigd tot de winst en het vermogen van de vof. In 2016 investeren zij samen voor € 128.018 in bedrijfsmiddelen van de vof. In geschil is of X2 in 2016 recht heeft op € 6928 kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) of dat X2 en X1 ieder recht hebben op € 13.852. X2 beroept zich op Hof ’s-Hertogenbosch 30 november 2017, 16/00292, V-N 2018/9.1.2.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de totale KIA van € 13.852 moet worden verdeeld over de vennoten zodat X2 recht heeft op een KIA van € 6926 (vgl. Hof Den Haag 3 april 2019, 18/01130, V-N 2019/30.1.1). De wetgever heeft namelijk beoogd dat leden van samenwerkingsverbanden - zoals deze vof - niet worden bevoordeeld ten opzichte van eenmanszaken en bv's. Uit de door X2 aangehaalde uitspraak volgt juist dat het bedrag van de gezamenlijk investering bepalend is voor de hoogte van de KIA en dat dit vervolgens over de vennoten moet worden verdeeld naar rato van hun aandeel in de investering. Het beroep van X2 is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 15 augustus

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen