X bv handelt in auto's en mag per maand BPM-aangifte doen. Voor december 2012 is aangifte gedaan zonder een bedrag op aangifte te voldoen. X bv maakt vervolgens bezwaar tegen de voldoening en stelt de inspecteur enige maanden later in gebreke met betrekking tot het niet doen van uitspraak op bezwaar. X bv verzoekt om toekenning van een dwangsom. Volgens Rechtbank Gelderland is het beroep van X bv gegrond, maar het bezwaar is kennelijk niet-ontvankelijk. De verzoeken om toekenning van een dwangsom en vergoeding van immateriële schade worden daarom afgewezen. X bv krijgt wel een forfaitaire proceskostenvergoeding van € 980. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat als BPM-aangifte wordt gedaan zonder daarop een bedrag te voldoen, dan staat tegen de ‘voldoening op aangifte' het rechtsmiddel van bezwaar niet open. Het bezwaar tegen een niet op aangifte voldaan bedrag is kennelijk niet-ontvankelijk. De omstandigheid dat dit door de inspecteur en de rechtbank niet direct is onderkend, doet hier niet aan af. Bij een kennelijk ongegrond bezwaar is de dwangsomregeling niet van toepassing, ook al wordt in de wetsgeschiedenis uitsluitend over misbruiksituaties gesproken. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn heeft X bv toch recht op een immateriële schadevergoeding van € 500. Het beroep van X bv is deels gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 juni